herhaling werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Oefenen met

werkwoordspelling

Wat kun je verwachten?

Werkwoorden tegenwoordige tijd

Werkwoorden verleden tijd 

Voltooid deelwoorden

Als Tanja nu eens een beetje (opschuiven)

1. opschuift
2. opschuifd
3. opschuivt
4. opschuivd

Ik (vinden) dat wel wat.

1. vind
2. vint
3. vindt

Dan (beloven) dat veel voor de toets

1. beloovt
2. beloovd
3. beloofd
4. belooft

Overmorgen (worden) zij geopereerd.

1. word
2. wort
3. wordt

(vinden) je deze les ook zo leuk?

1. vin
2. vint
3. vindt
4. vind

Welke STERKE werkwoorden
ken je nog?

Welke ZWAKKE werkwoorden
ken je nog?

voor het spellen van de persoonsvorm in de verleden tijd gebruik je 't ex-kofschip

1. waar
2. niet waar

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

Sommige leerlingen (roken) stiekem in het park.

1. rookte
2. rookten
3. rookde
4. rookden

Mevrouw Jansen (zetten) die van haar er gisteren nog op

1. zet
2. zetten
3. zette
4. zat

Casper (branden) zijn vingers gisteren

1. brande
2. brandde
3. brandden
4. branden

Iedereen heeft weleens (falen)

1. gefaald
2. gefaalt
3. gefalen

Ook Marle en Noa hebben dat (beloven)

1. belooft
2. beloovt
3. beloofd
4. beloovd

Heeft iedereen zijn naam op zijn toets (vermelden)?

1. vermeld
2. vermelt
3. vermeldt

Ze zijn daarvoor flink (straffen).

1. gestraft
2. gestrafd
3. gestrafft
4. gestraffd

En nu (gebeuren) het gelukkig niet meer.

1. gebeurt
2. gebeurd
3. gebeurdt

En anders is het corveeën ook weer zo (gebeuren)

1. gebeurt
2. gebeurd
3. gebeurdt

Hopelijk hebben jullie van deze quiz wat (leren)

1. geleerd
2. geleert
3. geleerdt

Aan het werk!

Kies wat je het moeilijkst vindt en maak het werkblad:

- Persoonsvorm tegenwoordige tijd

- Persoonsvorm verleden tijd

- Voltooid deelwoord