11.3 Zwangerschap

Klas Binnenkomen
  • Ga rustig naar je plaats
  • je telefoon in de tas
  • Je bent startklaar voor de      les                        
  • Aandacht voor de docent
       (let op teken docent!)
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Klas Binnenkomen
  • Ga rustig naar je plaats
  • je telefoon in de tas
  • Je bent startklaar voor de      les                        
  • Aandacht voor de docent
       (let op teken docent!)

Slide 1 - Tekstslide

Tijdens de les
  • Doe actief mee
  • stoor niet               
  • Bij vragen eerst je vinger opsteken   
  • Houd het lokaal netjes
timer
8:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

gedragsregels / afspraken
Naar elkaar luisteren
Een ander niet uitlachen
Respect tonen
Net taalgebruik
Een ander laten uitpraten
Niet pesten

Slide 5 - Tekstslide

volgende les

Lezen en maken

paragraaf 11.1 Mannen

opdracht 1 t/m 13


                           &

Opdracht SOA afmaken en inleveren

Slide 6 - Tekstslide

lesinhoud
Afronden folder "zwangerschap"
Klaar?
Maken: 11.3; opdracht 1 t/m 11 [werkboek in Magister]

Huiswerk:
Inleveren: folder zwangerschap
{folder niet af, thuis afmaken}



Slide 7 - Tekstslide

Noem minstens 3 dingen!

Slide 8 - Tekstslide

Klas verlaten
  • Je huiswerk is genoteerd
  • Je werkplek netjes             achterlaten
  • De docent bepaalt    wanneer je kunt gaan
  • Je vertrekt rustig 

Slide 9 - Tekstslide

Bericht van docent:
Je gaat aan de slag met de uitleg van paragraaf 11.3  Lees de uitleg goed door. Maak de aantekeningen in je schrift.
Het informatiefilmpje kan je beluisteren met een koptelefoon.  Ben je klaar dan kan je  beginnen met het maken van de boekopdrachten volgens de planner. 
                    Veel succes!




Slide 10 - Tekstslide

H.11 Voortplanting

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert hoe bij een zwangerschap het kindje zich ontwikkelt van een embryo tot een foetus
  • Je leert welke veranderingen bij de vrouw plaatsvinden
  • Je leert over de functie van de placenta, navelsteng en vruchtwater
  • Je leert hoe het kindje wordt geboren in drie fasen
  • Je leert het verschil tussen een eeneiige en twee-eiige tweeling

Slide 12 - Tekstslide

Hoe veranderen
moeder en kind?

Veranderingen bij het kind:
  • In de eerste 12 (+/-3maanden) weken noem je het ongeboren kind een embryo. Zo heet het bolletje cellen dat innestelt in het baarmoederslijmvlies. Alle organen van het embryo worden gevormd. Het ziet er uit als een heel klein mensje.

  • Na 12 tot +/-40 weken (3 t/m 9 maanden) noem je het ongeboren kind een foetus. De meeste organen zijn nu gevormd, het kindje groeit nu vooral.

De ontwikkelingen in de eerste 12 weken

Slide 13 - Tekstslide

Hoe veranderen
moeder en kind?

Veranderingen bij de moeder:
  • In de eerste 12 weken niet veel te zien aan de buik van de vrouw te zien. Wel moe en trek in eten
  • buik wordt dikker na 20 weken en kan het kindje voelen bewegen
  • kindje blijft groeien, daardoor komen de organen in verdrukking
  • melkklieren in de borsten groeien, de vrouw kan de baby na de geboorte moedermelk geven
De ontwikkelingen in de eerste 12 weken

Slide 14 - Tekstslide

vruchtwater en vruchtvliezen
Om het embryo heen zitten vruchtvliezen en vruchtwater.

Deze beschermen het embryo tegen:
*stoten,
*uitdroging en
*temperatuurswisseling.

In het vruchtwater kan het kind zich makkelijk bewegen.


Tekst
Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?

Slide 15 - Tekstslide

navelstreng,
placenta (moederkoek)
De navelstreng:
verbindt het embryo met de placenta.
Door bloedvaten stroomt bloed van het
embryo naar de placenta en terug.

Placenta of Moederkoek:
Deel van de baarmoederwand waar stoffen worden uitgewisseld:
  •  De stoffen die het kindje nodig heeft, zuurstof en voedingsstoffen, gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het kindje.
  • De afvalstoffen van het kindje, zoals koolstofdioxide, gaan van het bloed van het kindje naar het bloed van de moeder.

Tekst
Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?

Slide 16 - Tekstslide

even oefenen!
Placenta
Foetus
Vruchtvliezen
Vruchtwater
Navelstreng

Slide 17 - Sleepvraag

Welke stoffen zijn schadelijk voor de baby?

*sommige schadelijke stoffen zoals drugs, alcohol en nicotine kunnen via de placenta bij het kindje komen;
*hierdoor kan het kind minder goed groeien en kunnen de hersenen minder goed ontwikkelen;   in ernstige gevallen kan het kind zelfs dood gaan;
*een ongeboren baby die door afwijkingen of ziekte overlijdt in de baarmoeder
noemen we een miskraam; {tijdens de eerste 12 weken grotere kans}

Bij het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS) krijgt het ongeboren kind
via de moeder zoveel alcohol binnen dat de hersenen niet voldoende
ontwikkelen. Dat kun je in de foto hiernaast zien.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?

Slide 19 - Tekstslide

0

Slide 20 - Video

Hoe gaat de bevalling?

Een zwangerschap duurt gemiddeld 40 weken. Als het kindje met de hoofd naar beneden ligt, naar de baarmoedermond toe, gaat de bevalling het gemakkelijkst.

Slide 21 - Tekstslide

Fasen van de bevalling
De bevalling begint met weeën: 
bij een wee trekken de spieren in de baarmoederwand samen;
de baarmoedermond gaat door weeën open

1. ontsluiting: eerste fase van de bevalling; opengaan van de baarmoedermond door weeën

2. uitdrijving: begint als de baarmoeder ver genoeg open is (ontsluiting); sterke persweeën duwen de baby naar buiten, dit is de geboorte

3. nageboorte: laatste fase van de bevalling; een wee duwt de placenta met vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten
De drie fasen van de bevalling

Slide 22 - Tekstslide

bekijk het filmpje [volgende dia]

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Hoe ontaat een tweeling?
Een eeneiige tweeling:
ontstaan uit één eicel en één zaadcel.
De baby's hebben een eigen vruchtzak en delen samen 1 moederkoek (placenta). De tweeling is dan 1-eiig. Ze hebben hetzelfde erfelijke materiaal. Via hun navelstreng krijgen beide baby's zuurstof en voeding van dezelfde moederkoek (placenta)

    Een twee-eiige tweeling:
ontstaan uit twee eicellen en twee zaadcellen.

Slide 25 - Tekstslide

Hoe ontaat een tweeling?

    Een twee-eiige tweeling:
ontstaan uit twee eicellen en twee zaadcellen.

Slide 26 - Tekstslide

Hebben tweelingen dezelfde navelstreng?
Eeneiige tweelingen zijn meestal – ieder via een eigen navelstreng – verbonden met slechts één moederkoek. 
Vaak zijn er in de wirwar van bloedvaten die door de moederkoek lopen punten waarop de vaatjes van de helften van de moederkoek met elkaar verbonden zijn.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Tekstslide

De opgezogen zaadcellen worden in een laboratorium gebruikt voor de bevruchting van eicellen. Dit wordt reageerbuisbevruchting of IVF genoemd. Uit bevruchte eicellen ontstaan embryo’s waarvan er één of twee in het voortplantingsstelsel van de vrouw gebracht worden.
Hoe heet het deel van het voortplantingsstelsel waar embryo’s dan ingebracht worden?
A
Eileider
B
Baarmoeder
C
Vagina
D
Eierstok

Slide 30 - Quizvraag

Waarom zijn weeën noodzakelijk als een baby geboren moet worden?

Slide 31 - Open vraag

Hoe krijgt een embryo halverwege de zwangerschap zuurstof?
A
Via zijn/haar longen
B
Via het vruchtwater
C
Via de placenta
D
Het embryo heeft geen zuurstof nodig

Slide 32 - Quizvraag

Wat gebeurt er bij de nageboorte?

Slide 33 - Open vraag

Welke stoffen gaan vanuit de foetus naar de moeder toe?
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Water
D
Voedingsstoffen

Slide 34 - Quizvraag

Heb je nog vragen?
 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Heb je nog vragen?

Slide 37 - Woordweb