Les pronoms personnels

Les pronoms personnels
Leerdoelen:
- Ik weet wat de sujet (onderwerp), COD (lijdend voorwerp) en COI (meewerkend voorwerp) in een Franse zin is.
- Ik weet waarom een pronom personnel gebruikt wordt.
- Ik weet hoe ik de verschillende pronoms personnels moet gebruiken in het Frans.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les pronoms personnels
Leerdoelen:
- Ik weet wat de sujet (onderwerp), COD (lijdend voorwerp) en COI (meewerkend voorwerp) in een Franse zin is.
- Ik weet waarom een pronom personnel gebruikt wordt.
- Ik weet hoe ik de verschillende pronoms personnels moet gebruiken in het Frans.

Slide 1 - Tekstslide

Partie 1
leerdoel:
- ik kan een sujet - COD - COI bepalen in de zin
(ik kan een onderwerp - LV - MV bepalen in de zin)


Slide 2 - Tekstslide

Kan ik dat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Jean donne un cadeau à sa copine.
welk woord is het onderwerp (sujet)?

Slide 4 - Open vraag

Jean donne un cadeau à sa copine.
welk woord is het LV (COD)?

Slide 5 - Open vraag

Jean donne un cadeau à sa copine.
welk woord is MV (COI)?

Slide 6 - Open vraag

Sujet
onderwerp = sujet
wie/wat de handeling van het werkwoord doet
je mange --> qui mange? = je = sujet
le train part à 7h --> quoi part? = le train = le sujet

qui / quoi + verbe

Slide 7 - Tekstslide

Complément d'Objet Direct
LV = COD
sujet + verbe + qui/quoi
je mange quoi? --> une pomme = LV/COD
elle aime son ami --> elle aime qui? son ami = LV/COD
attention! NL <-- --> FR!

sujet + verbe + qui/quoi

Slide 8 - Tekstslide

Complément d'Objet Indirect
MV = COI
sujet + verbe + à qui / pour qui?
Elle téléphone à son frère --> elle téléphone à qui? = à son frère = MV / COI

Slide 9 - Tekstslide

Ik kan het onderwerp - LV - MV in een Franse zin bepalen
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll

Partie 2
leerdoel:
- Ik ken de verschillende persoonlijke voornaamwoorden in het Frans.
- Ik kan de verschillende vormen van het Franse persoonlijk voornaamwoord gebruiken gebruiken in een zin. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

ik kan nu...
- de functie van een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord in de zin bepalen
- het persoonlijk voornaamwoord in de zin gebruiken


Slide 15 - Tekstslide

Je regarde la télé
A
Je la regarde
B
Je le regarde
C
Je lui regarde

Slide 16 - Quizvraag

Elle rend visite à sa tante
A
Elle la rend visite
B
Elle le rend visite
C
Elle lui rend visite

Slide 17 - Quizvraag

On invite les élèves de la classe
A
On l'invite
B
On lui invite
C
On les invite
D
On leur invite

Slide 18 - Quizvraag

Au travail!

Slide 19 - Tekstslide