14.3 Vervuiling

Lesdoelen
*Je kan uitleggen wat er met jouw afval gebeurt en welke afvalstoffen luchtvervuiling veroorzaken.
*Je kan ook benoemen hoe koolstofdioxide in de lucht een probleem vormt.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ANT2+Middelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
*Je kan uitleggen wat er met jouw afval gebeurt en welke afvalstoffen luchtvervuiling veroorzaken.
*Je kan ook benoemen hoe koolstofdioxide in de lucht een probleem vormt.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gebeurt er met jouw afval?
1. nuttige toepassing
- recycling van glas/blik/plastic -> grondstof nieuwe producten
- hergebruik van kleding, meubels, apparaten. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat gebeurt er met jouw afval?
2. Verbranden ;
- restafval = wat niet herbruikt wordt -> verbrandingsinstallatie magneten ->
metalen gerecycled. Rest verbrand. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat gebeurt er met jouw afval?
3. Storten: 
Klein deel afval : gestort  op vuilnisbelt. *Onderkant = afgedekt-> geen giftige stoffen in grondwater.

Zwerfafval = afval op straat/in natuur Duurt soms honderden jaren voordat schimmels en bacteriën het afval hebben afgebroken.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen van luchtvervuiling?
fossiele brandstoffen: aardolie, aardgas en steenkool.
-> verbrand in motoren, fabrieken, huizen, energiecentrales.
-> hierbij: afvalgassen in de lucht
 1. koolstofdioxide
2. zwaveldioxide
3. stikstofdioxide 
Uitstoot: Vrijkomen van afvalgassen

Slide 5 - Tekstslide

Fijnstof in de lucht
Fijnstof = kleine deeltjes stof/roet in lucht -> luchtvervuiling
- inademen = slecht voor gezondheid
Smog = mist van fijnstof + afvalgas, vooral op warme,windstille dagen
Verzuring = bodem zuur a.g.v. uitstoot van ammoniak(landbouw)/stikst.dioxide/zwaveldioxide (industrie/verkeer)


Slide 6 - Tekstslide

Welke negatieve gevolgen heeft smog?
A
Smog beschadigt de wortelharen van bomen.
B
Smog kan leiden tot hoofdpijn en benauwdheid.
C
Smog versterkt het broeikaseffect.
D
Smog zorgt voor zure neerslag.

Slide 7 - Quizvraag

Gevolg van verzuring
Verzuring vd bodem -twee gevolgen: (bron 7).

1. Door zuur lossen mineralen op -spoelen uit naar het grondwater -> onbereikbaar voor plantenwortels.

2. Door zuur komen giftige stoffen in bodem vrij, (bv lood/ aluminium) -> beschadigt wortelharen. -> zieke planten. 


Slide 8 - Tekstslide

Wat is het probleem van CO2?
Fossiele brandstoffen: ontstaan uit planten/dierenresten 300 miljoen jr. geleden -> bij verbranding teveel CO2 in lucht -> natuurlijke koolstofkringloop verstoord -> https://schooltv.nl/video/het-broeikaseffect-de-aarde-warmt-op/#q=broeikaseffect 

Slide 9 - Tekstslide

Natuurlijke/verstoorde koolstofkringloop
Eerst de 'natuurlijke kringloop' :
*Planten maken uit CO2 en water de energierijke stof glucose (C6H12O2).

*Dieren &mensen eten planten en krijgen de glucose binnen. vervolgens verbranden ze de glucose -> voor energie. 
Daarbij komt CO2 vrij.

*Planten nemen het CO2 uit de lucht weer op.

Slide 10 - Tekstslide

Natuurlijke/verstoorde kringloop
Teveel CO2 ,door het vele verbranden van fossiele brandstoffen.
- té veel CO2 in lucht? -> niet meer op te nemen door planten -> teveel CO2 in atmosfeer -> 'versterkt broeikaseffect'. 

Slide 11 - Tekstslide

Door het versterkt broeikaseffect is het op aarde ...
A
warmer
B
kouder

Slide 12 - Quizvraag

Welk van de volgende uitspraken over het broeikaseffect is/zijn waar
A
broeikaseffect is nodig om leven te laten ontstaan op een planeet
B
versterkt broeikaseffect ontstaat door koolstofdioxide
C
het broeikaseffect bestaat helemaal niet
D
verbranden van fossiele brandstoffen zorgt voor versterkt broeikaseffect

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de grootste nadeel van het verbranden van fossiele brandstoffen.
A
broeikaseffect
B
aardbevingen
C
tsunami
D
orkanen

Slide 14 - Quizvraag

Deze bosbranden zorgen voor een ...............van het broeikaseffect.
A
toename
B
afname

Slide 15 - Quizvraag

Zonder het broeikaseffect zou er geen leven
op aarde mogelijk zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Geef een cijfer aan jouw productiviteit van deze les:

Slide 17 - Open vraag