- of je een goedlopende zin kunt formuleren,
- of je werkwoorden in de tegenwoordige tijd en in de voltooide tijd goed kunt vervoegen,
- of je het Duitse hoofdlettergebruik goed toepast,
- of je bepaalde bij-, voeg-en verbindingswoorden (zoals und, aber, denn en weil) goed toepast,
- of je in de les besproken standaard uitdrukkingen en woorden toepast,
- of je de standaard regels omtrent interpunctie goed toepast
.