Adjectief, superlatief, comparatief



Je hoeft alleen de code in te voeren
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les



Je hoeft alleen de code in te voeren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectief, superlatief, comparatief

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dat ook alweer?
Het gras is groen --> Adjectief
Het gras is groener --> Comperatief
Het gras is het groenst--> Superlatief

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voor een substantief...
Het groene gras --> Adjectief
Het groenere gras  --> Comperatief
Het groenste gras  --> Superlatief

Slide 4 - Tekstslide

substantief = zelfstandig naamwoord.
Gras / boot / man enz.
en...
regelmatig of onregelmatig!
Succes!!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De _____ auto is sneller dan de blauwe auto.
A
rode
B
groen
C
geel
D
zwartst

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is het _____ boek dat ik ooit heb gelezen
A
interessanter
B
interessantste
C
interessant
D
interessantere

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij heeft de _____ jurk van allemaal.
A
mooie
B
mooier
C
mooi
D
mooiste

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De _____ kat is kleiner dan de grijze kat.
A
witte
B
wit
C
witter
D
witste

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij is de _____ leraar op school
A
beter
B
beste
C
goed
D
goedste

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is de _____ dag van de week.
A
lang
B
lange
C
langere
D
langste

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij is de _____ student in de klas.
A
slimste
B
slimmer
C
slim
D
slimme

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is de _____ film die ik ooit heb gezien
A
spannende
B
spannender
C
spannendste
D
meest spannende

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is de _____ taart die ik ooit heb geproefd.
A
lekkere
B
lekkerste
C
lekker
D
lekkerder

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij is de _____ zangeres van de band.
A
goed
B
goedste
C
beter
D
beste

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is de _____ vakantie die ik ooit heb gehad.
A
leuke
B
leuk
C
leukste
D
leukere

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn huis is het _____ uit de straat
A
klein
B
kleine
C
kleiner
D
kleinste

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit geurtje is ____ dan Channel.
A
luxe
B
luxer
C
luxerst
D
meest luxe

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik kreeg het _____ , huilde het kind. (weinig)

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb _____ koffie, dan thee.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik vind de hond van de buren ___ dan die van mijn oma.
(lief)

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

spreekwoord
Het gras is groener bij de buren.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het gras is groener bij de buren.
A
Het is belangrijk om je eigen tuin goed te onderhouden.
B
Buren hebben altijd mooiere tuinen dan jij.
C
Mensen denken vaak dat anderen het beter hebben dan zijzelf.
D
Het is beter om je buren te helpen met hun tuin.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beoordeel jezelf:

Hoe goed ben je in het gebruik van het juiste adjectief, superlatief, comperatief?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Deze slide heeft geen instructies