VEI 1 Erfelijkheid 11.1 Eigenschappen en chromosomen 2020 2021

11.1  Eigenschappen en chromosomen   
       
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

11.1  Eigenschappen en chromosomen   
       

Slide 1 - Tekstslide

11.1 leerdoelen
  • Je beschrijft wat erfelijke eigenschappen zijn.
  • Je beschrijft hoe een fenotype ontstaat en verandert.
  • Je beschrijft de bouw en vorm van chromosomen.
  • Je beschrijft hoe DNA in chromosomen het uiterlijk bepaalt.
  • Je beschrijft dat verschillende organismen een verschillend aantal chromosomen hebben.

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn erfelijke eigenschappen?
  • Ieder mens heeft eigenschappen, zoals 2 benen, 2 armen etc. Eigenschappen zijn kenmerken die jou tot een mens maken.
  • De eigenschappen die je van ouders krijgt -> Erfelijke eigenschappen.
  • Erfelijke eigenschappen zien er bij iedereen anders uit. Dit noem je fenotype.

Slide 3 - Tekstslide

Heb je al je eigenschappen van je ouders geërfd?

  • Eigenschappen als oog- en huidskleur worden door je chromosomen (dus je DNA) bepaald.  Dit zijn erfelijke eigenschappen.
  • Ergens heel erg goed in zijn, zoals voetbal is gedeeltelijk erfelijk. Dit noem je aanleg.
  •  niet-erfelijke eigenschappen.

Slide 4 - Tekstslide

Waar zit de informatie voor je eigenschappen?
  • In de celkern zitten de chromosomen
  • Chromosomen bestaan voor het grootste deel uit DNA.
  • DNA  bevat alle informatie van jouw lichaam.

Slide 5 - Tekstslide

Chromosomen



  • Eigenschappen kunnen worden doorgegeven met DNA
  •  DNA zit in je chromosomen in de celkern van elke cel
  • 46 chromosomen bij de mens in lichaamscellen.
  • Altijd in paren van twee in lichaamscellen 
  • In geslachtscellen 23 chromosomen, niet in paren 

Slide 6 - Tekstslide

Juist of onjuist?
In de kern van een lichaamscel van een mens zitten 23 chromosomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

  • Een gen is een stuk van het DNA dat de informatie bevat
  •   voor 1 eigenschap.
  • Op een chromosomenpaar zitten dezelfde genen
  • Alle genen op alle chromosomen samen noem je het genotype
  • Het genoom van een organisme zijn alle chromosomen en
  •   genen bij elkaar      

Gen

Slide 8 - Tekstslide

Genotype

De informatie voor alle erfelijke eigenschappen = genotype

Slide 9 - Tekstslide

Verschillende fenotype bij honden
  • Fenotype: hoe een eigenschap eruit ziet, de verschijningsvorm.

Slide 10 - Tekstslide

Fenotype
-Je fenotype komt tot stand door je genotype en de invloeden vanuit het milieu.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe ontstaat het fenotype?
  • Alle informatie uit het genotype+ invloeden uit het milieu
  • Je kan je fenotype veranderen, je genotype ....
  • fenotype=genotype + milieu

Slide 12 - Tekstslide

Kan het fenotype veranderen?
  • Je uiterlijk blijft niet het hele leven hetzelfde. In de puberteit verandert er bijv. ook het een en ander.

  • Fenotype kun je ook zelf veranderen. Denk maar eens aan haren verven, make-up en tatoeages.

Slide 13 - Tekstslide

Michael Jackson:

zelfde genotype, maar zijn fenotype verandert

Slide 14 - Tekstslide

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 15 - Quizvraag

Welk van onderstaande eigenschap heeft te maken met het fenotype?
A
Blond geverfd haar
B
Kort geknipt haar
C
Gepermanent haar
D
Zowel A, B als C

Slide 16 - Quizvraag

Aanleg
  • Van sommige eigenschappen weet je pas dat je ze hebt wanneer je ze gaat gebruiken. Je hebt dan aanleg geërfd.

  • Het fenotype is afhankelijk van de erfelijke eigenschappen en invloeden uit de omgeving (het milieu).

Slide 17 - Tekstslide

Chromosomen
  • Lichaamscellen van mensen hebben 23 paar chromosomen (dus 46 chromosomen in totaal).

  • Één chromosomen paar bepaalt je geslacht. Dit noemen we de geslachtschromosomen. Deze worden aangegeven met de letter X en Y.

  • Vrouwen hebben twee X-chromosomen (XX), mannen hebben één X-chromosoom en één Y-chromosoom (XY).

Slide 18 - Tekstslide

Meisje of jongen?
  • 46 chromosomen (23 paar)
  • 22 paar chromosomen even lang
  • Het 23e paar chromosomen vormt de geslachtschromosomen

  • 2 gelijke =                   XX= meisje
  • 1 groot + 1 klein =      XY= Jongen
 chromosomenkaart /  karyogram

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Eigenschappen op de chromosomen

  • Een chromosoom bestaat uit een lange opgerolde draad van DNA.
  • Een stukje DNA bevat informatie over één eigenschap. Dit stukje noemen we een gen. Op één chromosoom liggen wel duizenden genen.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Aan het werk
Maken: opdracht 3 tot en met 13 in de les

14 tot en met 21 wordt huiswerk 

Slide 24 - Tekstslide