Herhalen & Oefenen H11 Voortplanting

Herhalen & Oefenen
Oefenen H4 Voortplanting
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhalen & Oefenen
Oefenen H4 Voortplanting

Slide 1 - Tekstslide

Prostaat
Zaadleider
Zwellichaam
Urineleider
Zaadbal
Balzak
Eikel
Voorhuid
Zaadblaasje
Bijbal

Slide 2 - Sleepvraag

De tekening geeft een cel van de mens weer.

Waar ontstaat deze cel?

A
Prostaat
B
Bijbal
C
Teelbal
D
Zaadblaasje

Slide 3 - Quizvraag

Het lekkere gevoel bij een zaadlozing wordt erectie genoemd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

De prostaat voegt vocht toe aan de zaadcellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Baarmoeder
Eileider
Eierstok
Urineblaas
Urinebuis
Vagina

Slide 6 - Sleepvraag

Hoe lang duurt een "normale" menstruatiecyclus?
A
28 tot 30 dagen
B
24 tot 26 dagen
C
32 tot 35 dagen
D
9 maanden

Slide 7 - Quizvraag


Het baarmoederslijmvlies is niet altijd even dik.
Wanneer is het baarmoederslijmvlies het dikst?
A
als de menstruatie een dag bezig is
B
direct na afloop van de menstruatie
C
enkele dagen voor de eisprong
D
enkele dagen na de eisprong

Slide 8 - Quizvraag

In afbeelding zie je een grafiek met de groei van het slijmvlies van de baarmoederwand van een vrouw.
Op welke dagen is deze vrouw vruchtbaar?
A
Op dag 1-5.
B
Op dag 6-10.
C
Op dag 12-16
D
Op dag 16-20

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor eisprong?
A
Evaluatie
B
Ovulatie
C
Evolutie
D
Ik vind dit een stomme vraag.

Slide 10 - Quizvraag

Welk orgaan stoot tijdens de menstruatie slijmvlies af?

A
De baarmoeder.
B
De eierstokken.
C
De eileiders.
D
De vagina.

Slide 11 - Quizvraag

Een vrouw heeft op een kalender de eerste dag van haar menstruatie aangegeven (zie afbeelding). Deze vrouw heeft een regelmatige menstruatiecyclus.
In de maand februari heeft deze vrouw op vier dagen geslachtsgemeenschap gehad met een man, namelijk op 5, 12, 19 en 26 februari.

Op welke van de genoemde dagen is de kans het grootst dat de geslachtsgemeenschap tot bevruchting leidt?
A
5 februari
B
12 februari
C
19 februari
D
26 februari

Slide 12 - Quizvraag

Layla van 12 t/m 15 januari ongesteld is. Ze is gezond en heeft een regelmatige menstruatiecyclus. Ze probeert zwanger te worden. Wat is er op de vier data aan de hand?
26 januari 
28 januari
4 februari
9 februari
eisprong/ovulatie
Ze kan ongesteld worden. ( als niet zwanger)
Innesteling
bevruchting eicel 

Slide 13 - Sleepvraag

Zet de zinnen over de bevruchting van een eicel in de juiste volgorde.
1
2
3
4
Een zaadcel ontmoet de eicel
Een eicel komt vrij uit de eierstok.
De kernen van de eicel en zaadcel smelten samen.
Een eicel komt in de eileider.

Slide 14 - Sleepvraag


Wat gebeurt er bij innesteling?
A
Een bevruchte eicel begint zich te delen en wordt een bolletje cellen.
B
Een bolletje van delende cellen gaat vast zitten in het baarmoederslijmvlies.
C
Een bolletje van delende cellen reist naar de baarmoeder.
D
Een eicel wordt bevrucht door een zaadcel.

Slide 15 - Quizvraag

Veel vrouwen gebruiken tijdens de menstruatie maandverband of tampons om bloed en slijmvlies uit de baarmoeder op te vangen. Een tampon wordt in de vagina ingebracht. Welke letter in de afbeelding geeft het deel aan waarin een tampon wordt ingebracht? 
Letter:
P
Q
R

Slide 16 - Sleepvraag

Een man en een vrouw hebben geslachtsgemeenschap. Ze gebruiken geen voorbehoedmiddelen.

In welk deel komen de zaadcellen het eerst terecht nadat ze de penis hebben verlaten?
A
Baarmoeder
B
Eileider
C
Vagina

Slide 17 - Quizvraag


De pil en het condoom zijn 2 van de meest gebruikte voorbehoedsmiddelen. Allebei beschermen ze tegen ongewenste zwangerschap. Welk voordeel heeft het gebruik van een condoom nog meer?

Slide 18 - Open vraag

Bij een vrouw kan in de eileiders een onbevruchte eicel worden aangetroffen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Tijdens de zwangerschap treden geen menstruaties op.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Dit voorbehoedsmiddel bevat hormonen.
A
Coïtus Interruptus
B
Condoom
C
De pil
D
Fun condoom

Slide 21 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding en zet de juiste nummers bij de genoemde onderdelen.
vruchtvliezen
Foetus
vruchtwater
navelstrengaders
1
2
3
4
5
6
7
8

Slide 22 - Sleepvraag


Is onderstaande beweringen juist of onjuist? 
Medicijnen die een zwangere vrouw inneemt, kunnen bij de foetus terechtkomen. 
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Tijdens de _____________ wordt de baby geboren.

De _______________trekt hevig samen, waardoor de baby naar buiten wordt geduwd.

Zo’n sterke samentrekking heet een ___________.
Bevalling
Baarmoederwand
Persweeen

Slide 24 - Sleepvraag

De volgende vragen zijn op wit niveau.
Niet doen als je op rood wil afsluiten.

Slide 25 - Tekstslide

Fase 1

1 blauw
Fase 2

1 blauw
Fase 3

1 blauw
Uitdrijving

     2 rood 
Nageboorte

      2 rood

Ontsluiting

     2 rood


Persweeën.
De baarmoedermond wordt wijder.
Vruchtwater vloeit weg.
Weeën.
Placenta, resten van navelstreng 
  buiten.
.
Naweeën

Slide 26 - Sleepvraag

Welk hormoon neemt in concentratie toe vóór de ovulatie?
A
Oestrogeen.
B
Progesteron.
C
Testosteron.
D
HCG.

Slide 27 - Quizvraag


De tekeningen in afbeelding hiernaast geven een deel van een eierstok weer op verschillende tijdstippen.
Welke tekening geeft de ovulatie weer?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 28 - Quizvraag

Welke hormonen moeten worden geremd om nog een ovulatie te voorkomen tijdens een zwangerschap?
A
LH en FSH
B
LH en oestrogeen
C
LH en progesteron
D
FSH en progesteron

Slide 29 - Quizvraag

Welk hormoon wordt met 3 aangegeven?
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 30 - Quizvraag

Hormonen die direct effect hebben op het baarmoederslijmvlies zijn:
A
Alleen progesteron
B
Alleen progesteron en oestrogeen
C
Alleen FSH en LH
D
Progesteron, oestrogeen, FSH en LH

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de functie van FSH
A
Aanmaken LH en FSH door hypofyse
B
Zorgen voor een ovulatie
C
Ontwikkelen van de eicellen

Slide 32 - Quizvraag

Hoe noem je een lege follikel?
A
lege follikel
B
geel lichaam
C
Eicel

Slide 33 - Quizvraag

Waarop berust de 'werking' van de pil ter voorkoming van de zwangerschap?
A
Dit zorgt ervoor dat zaadcellen de eicel niet kunnen bereiken
B
Het voorkomen van de innesteling van het embryo
C
Op het niet meer rijpen van een follikel door toediening van hormonen
D
Geen seks hebben in de vruchtbare periode van de vrouw

Slide 34 - Quizvraag