Lezen H5 (Tekstdoelen) en H6 (Beeld)
1 / 37
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.
Slide 3 - Quizvraag
Waar kijk je naar om het onderwerp van een tekst te bepalen?
A
Titel en inleiding
B
Titel, tussenkopjes en afbeelding
C
Titel, afbeelding, inleiding en tussenkopjes
D
Inleiding en afbeelding
Slide 4 - Quizvraag
Om het onderwerp van een tekst te bepalen gebruik je:
A
Globaal lezen
B
Precies lezen
C
Oriënterend lezen
Slide 5 - Quizvraag
Wat doe je niet als je het onderwerp van een tekst zoekt?
A
Afbeeldingen bekijken
B
Tussenkopjes lezen
C
De hele tekst lezen
D
De inleiding lezen
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst
B
De titel van de tekst
C
Een onderwerp van een alinea
D
De schrijver van een tekst
Slide 7 - Quizvraag
middenstuk
A
oriënterend lezen
B
globaal lezen
C
precies lezen
D
zoekend lezen
Slide 8 - Quizvraag
Bij precies lezen . . .
A
lees je de 1e en laatste zin van elke alinea
B
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt
C
bekijk je de tekst en lees je de 1e alinea
D
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst
Slide 9 - Quizvraag
De hoofdgedachte is:
A
De alinea samengevat in één zin.
B
De tekst samengevat in één zin.
C
Het hoofddoel van de tekst.
D
De mening van de schrijver.
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een tekstverband?
A
een signaalwoord dat een zin met een andere zin verbindt
B
de deelonderwerpen in het middenstuk
C
de samenhang tussen woorden, zinnen en alinea's
D
de indeling in inleiding-middenstuk-slot
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een chronologisch verband
A
tijdsvolgorde
B
elkaars tegenovergestelde
C
zaken achter elkaar
Slide 12 - Quizvraag
tegenstellend verband
A
eerst
B
daarna
C
echter
D
daarom
Slide 13 - Quizvraag
Waar ben ik naar op zoek bij een toelichtend verband?
A
Tegenstelling
B
Volgorde
C
Voorbeeld
D
Opsomming
Slide 14 - Quizvraag
wat is een opsommend verband?
A
stukken tekst vormen samen een rijtje van dingen die bij elkaar horen
B
stukken tekst geven een bepaalde volgorde aan
C
stukken tekst zijn samen een voorbeeld
D
stukken tekst geven aan wat het belangrijkst is en wat er daarna komt
Slide 15 - Quizvraag
Een signaalwoord van een opsommend verband is:
A
ook
B
omdat
C
kortom
D
ten eerste
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Je kunt een tekst om verschillende redenen lezen. Met welke reden heb jij onlangs een tekst gelezen?
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Startopdracht: Er was eens een tv-reclame die zo leuk was, dat niemand onthield voor welk product er reclame werd gemaakt.
Wat ging er mis?
Wat ging er mis?
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Voor wie is een tekst in de Volkskrant bedoeld?
Slide 24 - Open vraag
Mark leest graag na school een Donald Duck. Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Uiteenzetten
C
Amuseren
D
Activeren/overhalen
Slide 25 - Quizvraag
Welke tekstvorm hoort bij een overtuigende tekst.
A
Gedicht
B
Leesboek
C
Schoolboektekst
D
Recensie
Slide 26 - Quizvraag
Wat zal het hoofddoel zijn van een reclame over een nieuwe shampoo?
A
Informeren
B
Activeren/overhalen
C
Amuseren
D
Overtuigen
Slide 27 - Quizvraag
Een tekst kan meerdere doelen hebben, maar heeft altijd 1 hoofddoel. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quizvraag
Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Recensie van een film of boek
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
Slide 29 - Sleepvraag
Plaats de tekstvormen bij de tekstdoelen.
Informeren
Amuseren
Overtuigen
Activeren
uitnodiging
handleiding
stripboek
betoog
recensie
advertentie
nieuwsbericht
Slide 30 - Sleepvraag
Welke vragen heb je nog?
Slide 31 - Open vraag
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Wat is de belangrijkste functie van het beeld bij deze advertentie?
A
Het beeld maakt de advertentie begrijpelijk.
B
Het beeld spoort de lezer aan iets te gaan doen.
C
Het beeld trekt de aandacht van de lezer.
D
Het beeld voegt een nieuw inhoudselement toe.
Slide 35 - Quizvraag
Wat is het doel van de
beelden bij de tekst?
beelden bij de tekst?
A
aandacht te trekken
B
Om nieuwe informatie toe te voegen
C
Om de tekst beter te begrijpen
D
de slotenmaker
Slide 36 - Quizvraag
Wat doet een schrijver als hij de tekst met beeld verduidelijkt?
A
Plaatje toevoegen
B
Tabel of schema toevoegen
C
Landkaart toevoegen
D
Bron toevoegen
