p3 - lesweek 1 - 1e en 4e naamval

Wilkommen zur Deutschstunde
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wilkommen zur Deutschstunde

Slide 1 - Tekstslide

Die Planung und die Lernziele 
1. Wortschatz + Aussprache
2. 1e en 4e naamval: het begin..
  • Je kunt in informatieve teksten informatie over personen en plaatsen begrijpen.
  • Je kunt in een zin de eerste en de vierde naamval bepalen.
  • Je kunt de uitgangen van de eerste en vierde naamval toepassen bij woorden van de der-groep en de ein-groep.

Slide 2 - Tekstslide

K3 Lektion 1: Sieh und lies mal
In diesem Kapitel geht es um Essen und Trinken und um Wien. 
Beantworte die Fragen. 

Slide 3 - Tekstslide

timer
1:00
Welke typische Duitse of
Oostenrijkse gerechten
ken je?

Slide 4 - Woordweb

timer
0:30
Wienerschnitzel
Kaiserschmarrn
Almdudler
Fritattensuppe
Germknödel

Slide 5 - Sleepvraag

Österreich:
Ook in Oostenrijk wordt Duits gesproken. Ze hebben wel andere eetgewoontes. 
Zo heb je misschien wel al eens gehoord van Manner, Skiwasser of D'arbo jam. 

Slide 6 - Tekstslide

Lektion 1: Wortschatz
Tip: Herhaal de woorden regelmatig. Je kunt beter drie keer tien 
        leren dan één keer een lange tijd achter elkaar. 

Slide 7 - Tekstslide

An die Arbeit!
> Aufgabe 2 
    Ergänze das fehlende Wort im Satz und im Puzzle. 
> Aufgabe 3
    Lies den Text Kaiserschmarren. Welche Zutaten braucht        
    man? Wähle die richtigen Bilder. 

Fertig? > Aufgabe 5 + 6
timer
6:00

Slide 8 - Tekstslide

> Aufgabe 4:
    Sieh dir das Video Woher kommt der Kaiserschmarren? an.
    Wähle richtig oder falsch


timer
4:00

Slide 9 - Tekstslide

Sisi und Franz Joseph

Slide 10 - Tekstslide

Grammatik
1e en 4e naamval

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen 3.1
  1. Wat is de eerste naamval? 
  2. Hoe vind je de 1e naamval?

  3. Wat is de vierde naamval? 
  4. Hoe vind je de 4e naamval?

  5. Welke woorden horen bij de der-groep?
  6. Wat zijn de uitgangen van de der-groep?


  7. Welke woorden horen bij de ein-groep?
  8. Wat zijn de uitgangen van de ein-groep?


timer
1:30000
Noteer de leerdoelen in jouw schrift.
Noteer de antwoorden op de leerdoelen in jouw schrift.

Slide 12 - Tekstslide

1e naamval: onderwerp
- Zinsdeel is het onderwerp. 
- Hoe pak je het aan?
- Stap 1: zoek eerst het gezegde.
- Stap 2: Vraag ''wie/wat + gezegde?''
- Stap 3: het antwoord = 1e naamval. 

vb. Ich gebe meiner Mutter ein Geschenk.
Tip!
--> vervang door 'hij'

Slide 13 - Tekstslide

4e naamval: lijdend voorwerp
- Zinsdeel is het lijdend voorwerp. 
- Hoe pak je het aan?
- Stap 1: zoek eerst het gezegde en het onderwerp.
- Stap 2: Vraag ''Wat + gezegde + onderwerp''?
- Stap 3: Het antwoord = 4e naamval. 

vb. Ich gebe meiner Mutter ein Geschenk.
Tip!
--> vervang door 'hem'

Slide 14 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp van een zin?
A
wie/wat + onderwerp
B
wie/wat + gezegde
C
wie/wat
D
wie/wat + lidwoord

Slide 15 - Quizvraag

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?
A
wie/wat + gezegde + onderwerp
B
wie/wat + onderwerp
C
wie/wat + gezegde
D
wie/wat

Slide 16 - Quizvraag

An die Arbeit
Mache: Kapitel 3 Lektion 1
(2+ 3) 4+8+9+10

Lerne: Lektion 1 Kapitel 3


Slide 17 - Tekstslide

Wilkommen zur Deutschstunde

Slide 18 - Tekstslide

Die Planung und die Lernziele 
1. Woher kommt die Sachertorte?
2. 1e en 4e naamval
(3. Abendbrot)
  • Je kunt in informatieve teksten informatie over personen en plaatsen begrijpen.
  • Je kunt in een zin de eerste en de vierde naamval bepalen.
  • Je kunt de uitgangen van de eerste en vierde naamval toepassen bij woorden van de der-groep en de ein-groep.

Slide 19 - Tekstslide

Grammatik
1e en 4e naamval

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen 3.1
  1. Wat is de eerste naamval? 
  2. Hoe vind je de 1e naamval?

  3. Wat is de vierde naamval? 
  4. Hoe vind je de 4e naamval?

  5. Welke woorden horen bij de der-groep?
  6. Wat zijn de uitgangen van de der-groep?
  7. Welke woorden horen bij de ein-groep?
  8. Wat zijn de uitgangen van de ein-groep?


timer
1:30000
Noteer de leerdoelen in jouw schrift.
Noteer de antwoorden op de leerdoelen in jouw schrift.

Slide 21 - Tekstslide

Ontleden / hij-hem-proef
Wat is de eerste naamval?
Wat is de vierde naamval?

Leg uit: hij/hem-proef

Slide 22 - Tekstslide

1e of 4e naamval?
Bepaal om welk zinsdeel het gaat:
1. Dort kommt der Lehrer
2. Ich kenne den Lehrer.
3. Ich kaufe die CD.
4. Die CD ist cool.
5. Ich bestelle die Fotos
6. Das Buch ist weg. 
Wie..?
timer
2:30

Slide 23 - Tekstslide

Schema 1: der-groep
Dit schema gebruik je bij de volgende woorden:

der, die, das = de, het
dies-               = deze, die, dit, dat
jed-                 = iedere, elke
welch-           = welke

Slide 24 - Tekstslide

der-Gruppe met uitgangen
                       m                          v                        o                          mv
1e         der Mann           die Frau          das Kind          die Freunde
              dieser Mann    diese Frau     dieses Kind    diese Freunde

4e        den Mann          die Frau          das Kind          die Freunde
              diesen Mann   diese Frau     dieses Kind    diese Freunde
*Op de plek van dies- kunnen de andere woorden uit de der-groep komen te staan!

Slide 25 - Tekstslide

Schema 2: ein-groep
Dit schema gebruik je bij de volgende woorden:

ein, eine        = een
kein, keine   = geen
bezittelijke voornaamwoorden
(mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr, Ihr)

Slide 26 - Tekstslide

ein-Gruppe met uitgangen
                       m                          v                        o                          mv
1e         ein Mann           eine Frau          ein Kind          keine Freunde

4e        einen Mann      eine Frau          ein Kind          keine Freunde

Slide 27 - Tekstslide

1. Vertaal het lidwoord:
(de) Bruder von Hans heißt Jan.

timer
0:30

Slide 28 - Open vraag

2. Vertaal het lidwoord:
Hast du (de) Schwester van Jan gesehen?

timer
0:30

Slide 29 - Open vraag

3. Vertaal het lidwoord:
Kennst du (de) neuen Lehrer schon?
timer
0:30
der-Gruppe
ein-Gruppe

Slide 30 - Open vraag

4. Vertaal het lidwoord:
(mijn) ..... Vater arbeitet in der Küche.
timer
0:30
der-Gruppe
ein-Gruppe

Slide 31 - Open vraag

An die Arbeit
Mache: Kapitel 3 
  • Lektion 1 Aufgaben 2 bis einschließlich 5 
  • Lektion 1 Aufgaben 8 bis einschließlich 16 
  • Lektion 2 Aufgaben 1, 6, 7, 9

Lerne: Lektion 1+2 Kapitel 3


Slide 32 - Tekstslide