§8.2 - Werken met bronvragen

Werken met bronvragen
§8.2 Emancipatie 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Werken met bronvragen
§8.2 Emancipatie 

Slide 1 - Tekstslide

Doel vorige van de les
  • Je kunt het verband aangeven tussen de industriële revolutie, de emancipatiebewegingen en de democratisering van Nederland

  • Introductie begrippen als feminisme, socialisme, democratisering en de sociale kwestie

Slide 2 - Tekstslide

Het eerste doel dat feministen wilden bereiken in de 19e eeuw was
A
Minder belasting betalen
B
Afschaffing slavernij
C
Kiesrecht voor alle vrouwen
D
Minder lange werkdagen

Slide 3 - Quizvraag

Wat verstaan we onder emancipatiebewegingen? Noem een voorbeeld en leg uit.

Slide 4 - Open vraag

Socialisten wilden het lot van de arbeiders in de 19e eeuw verbeteren door middel van
A
Het vernielen van fabrieken
B
De politiek
C
Betere hygiëne
D
Revolutie

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verband tussen de industriële revolutie en de sociale kwestie? Leg uit.

Slide 6 - Open vraag

Wat gaan we vandaag doen?
  • Beste antwoord op toetsvraag?
  • Hoe geef goed antwoord op een toetsvraag? - Strategie
  • Oefenen met bronvragen over emancipatiebeweging en sociale kwestie
  • Bespreken en verbeteren
  • Wat is het beste antwoord?! - Prijs!

Slide 7 - Tekstslide

Doel van deze les!
  • Je kunt informatie uit bronnen selecteren voor het beantwoorden van vragen en daarbij uitspraken ondersteunen met argumenten

(Met als resultaat meer punten op de toets!)

  • Kun je aantonen hoe de sociale kwestie en de emancipatiebewegingen leiden tot democratisering aan de hand van voorbeelden uit (tekst)bronnen

Slide 8 - Tekstslide

Toetsvraag
Gebruik bron 1
4p 2. Frederik de Grote staat bekend als een verlicht vorst èn als een absoluut vorst.
  In dit fragment komen beide kanten naar voren.

Toon aan met de bron op welke manier deze twee kanten van Frederik de Grote in dit fragment naar voren komen.



Slide 9 - Tekstslide

Goede antwoorden herkennen
We gaan naar zes van jullie antwoorden kijken

We gaan bepalen welk antwoord het beste is

Aan de hand van deze antwoorden schrijven jullie minimaal 2 kenmerken op waaraan een goed antwoord voldoet

Slide 10 - Tekstslide

A. "In de bron zegt hij ‘prinsen, vorsten … te leven’ hieruit kan je halen dat hij absoluut koning is want hij vind de koning eigenlijk de hoogste gezag in een land, aan de andere kant zegt hij ‘de vorst is vertegenwoordiger van de staat’ hieruit kan je halen dat hij verlicht is want hij vind dat hij dingen voor het volk moet doen."
B. "de 2 kanten zijn heel duidelijk te zien in het deel waarbij wordt gezegd dat hij het hoofd van het lichaam is. Hij zegt dus eigenlijk hiermee ik ben het belangrijkste onderdeel van het lichaam. (Absolute vorst) maar hij gaf ook aan dat hij in belangen van het volk moest handelen (verlicht vorst) het volk was in dit voorbeeld het lichaam. Ook heeft hij het in de rest van de tekst over waarvoor een vorst is bestemd."
Welke antwoord is het beste?
A of B: Schrijf op

Slide 11 - Tekstslide

Welke antwoord was het beste? - Waarom?
Links - A
Rechts - B

Slide 12 - Poll

C. “de eerste zin: ‘prinsen, vorsten en … te leven’ daar aan kan je zien dat hij deels een absoluut vorst was. De achtste zin ‘zij moeten actief … hun functie’ aan deze zin kan je zien dat hij ook een verlicht vorst was"
D. “Verlicht vorst: in de bron staat dat de vorst dezelfde verhouding heeft als zijn volk en dat de vorst moet werken om het welzijn en welvaart van zijn volk moet onderhouden. Absoluut vorst: frederik zegt dat de vorst alle bestuur moet hebben maar hier geen misbruik van mag maken. Ook zegt frederik dat het slechte bestuur in vele monarchieën de schuld is van het karakter van de vorst"

Slide 13 - Tekstslide

Welk antwoord was het beste? - Waarom?
Links - C
Rechts - D

Slide 14 - Poll

E. “bron 1. Verlicht vorst r.1 citaat ‘prinsen, vorsten … te beledigen’ dit is de mening van een verlicht vorst omdat hij om zijn volk geeft. Absoluut vorst. R7 citaat’ als wij de monarchie … vorsten duidelijk’ dit is de mening van een absoluut vorst omdat hij de monarchie boven de republiek wil zetten."
F. “Verlicht vorst omdat je ziet in de bron dat hij wel goed wilt zijn voor het volk ‘zij moeten … van vorsten’ laatste 2 regels. Absoluut vorst: ‘de vorst … de staat’ (r. 6) omdat de vorst alle macht heeft en mag beslissen wat er gebeurt"

Slide 15 - Tekstslide

Welk antwoord was het beste? - Waarom?
Links - E
Rechts - F

Slide 16 - Poll

Wat is een goed antwoord?
Schrijf TWEE kenmerken op.

Slide 17 - Open vraag

Wat is een goed antwoord?
Hoe bouw je een goed antwoord op een toetsvraag? 

Aan de hand van de toetsvraag over Frederik maken we een stappenplan

Daarna gaan jullie zelf oefenen

Slide 18 - Tekstslide

BurgerBroodje-strategie

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een goed antwoord? II
Herhaal de vraag: Frederik de Grote staat bekend als absoluut en verlicht vorst. Toon aan op welke manier deze twee kanten naar voren komen in de bron. 
(broodje boven)

Leg begrippen uit! Frederik stond bekend als absoluut vorst. Een absoluut vorst is een koning die die alle macht in handen heeft en het absolute hoofd van de staat is. 
(hamburger)

Verwijs expliciet naar bron: 'Dat Frederik een absoluut vorst is kunnen we zien in de tweede alinea 'de vorst is de vertegenwoordiger van de staat. De vorst staat tot zijn volk in dezelfde verhouding als het hoofd tot het lichaam.
(Garnering – sla, tomaat)

Conclusie: Hier komt duidelijk naar voren dat Frederik zichzelf ziet als het alles regelende hoofd van de staat en dus alle macht in handen heeft.
  (onderste broodje)




Herhaal de vraag: Frederik de Grote staat bekend als absoluut en verlicht vorst. Toon aan op welke manier deze twee kanten naar voren komen in de bron. 
(broodje boven)

Leg begrippen uit! Frederik stond bekend als absoluut vorst. Een absoluut vorst is een koning die die alle macht in handen heeft en het absolute hoofd van de staat is. 
(hamburger)

Verwijs expliciet naar bron: 'Dat Frederik een absoluut vorst is kunnen we zien in de tweede alinea 'de vorst is de vertegenwoordiger van de staat. De vorst staat tot zijn volk in dezelfde verhouding als het hoofd tot het lichaam.
(Garnering – sla, tomaat)

Conclusie: Hier komt duidelijk naar voren dat Frederik zichzelf ziet als het alles regelende hoofd van de staat en dus alle macht in handen heeft.
  (onderste broodje)

Slide 20 - Tekstslide

Herhaal de vraag: In de vraag lees ik dat... De juistheid van deze bewering kan je zien aan... 
(broodje boven)

Leg begrippen uit! Begrip x betekent.../ De kenmerken van dit begrip zijn...
(hamburger)

Verwijs direct naar bron: 'In de bron zie je dat...'
(Garnering – sla, tomaat)

Conclusie: Want, en daarom, en dus, daarom kan je zeggen dat, en daarom is de bewering juist dat...
  (onderste broodje)

Slide 21 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • Op Teams staat een opdracht met drie bronvragen
  • Je gaat - volgens de BewijsBurger - antwoord geven op de vragen (30 min)
  • Volgende les (dinsdag) gaan jullie in tweetallen jullie antwoorden vergelijken - en jullie antwoorden verbeteren
  • Ten slotte gaan we de antwoorden nakijken en bespreken - de beste krijgt een prijs!

Slide 22 - Tekstslide