5. Hacer, salir, venir, ir

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué vamos a hacer?
  • Repaso los verbos reflexivos
  • Verbos irregulares
  • ¡A practicar! 
  • Escribir frases en español

   Leerdoel van vandaag:
Ik ken  de vervoeging van de onregelmatige werkwoorden: hacer, salir, venir, ir

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los verbos reflexivos
despertarse
levantarse
ducharse
acostarse
vestirse
lavarse
llamarse

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Despertarse, yo
Stap 1: 
- se
Stap 2: 
- ar / - er / ir
Stap 3: 
onderwerp?
yo, tú, él?
Welke uitgang plak je erachter?
Stap 4: 
in plaats van SE
komt voor het werkwoord:
me, te, se, nos, os, se
Stap 5: 
Klinkerwisseling nodig?
despertar
despert
(yo) desperto
yo = me 
me desperto
me despierto

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Las respuestas
A    1: nos levantamos, 2: me ducho, 3: os llamáis, 4: se despierta, 5: te lavas, 6: me visto,
       7: se llama, 8: se quedan.

• Pagina 69, opdracht 4 (LA)
o 1: os, 2: te, 3: nos, 4: se.

• Pagina 69, opdracht 5 (LA)
o A: Me levanto a las 8:00.
o B: Mi hermana se ducha a las 7:30
o C: María y tú os despertáis a las 8:30.
o D: Nosotros nos acostamos a las 22:30.
  • Pagina 69, opdracht 6 (LA)
1. me levanto 
2. me ducho
3. como 
4. me acuesto
5. leo

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Las respuestas
Opdracht 4.5 (LE)
A: se despierta, B: se levanta, C: se ducha, D: se lava los dientes, E: se acuesta, F: se viste.

Opdracht 4.6 (LE)
A:  Me: yo - te: tú - se: él, ella, usted - nos: nosotros/as -  os: vosotros/as - se: ellos, ellas, ustedes
B: Levantarse: me levanto, te levantas, se levanta, nos levantamos, os levantáis, se levantan.

Opdracht 4.7 (LE)
A: me levanto, B: se levanta, D: se levantan, D: te despiertas, E: Nos despertamos, 
F: se despiertan, G: Se viste, H: Nos vestimos, I: Os vestís, J: te acuestas, K: nos acostamos, 
L: se acuestan. 


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

levantarse, tú
A
te levantarse
B
te levantaras
C
te levantas
D
tú levanta

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vestirse, él
A
le veste
B
se veste
C
se viste
D
viste

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

desayunar, yo
A
me desayuno
B
me desayuna
C
desayuno
D
me desayunas

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ducharse, nosotros
A
nos duchamos
B
os duchamos
C
nos ducháis
D
os ducháis

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

despertarse, ellos
A
despiertan
B
se despertan
C
se despirtan
D
se despiertan

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De hoofdstad van Spanje is ...
A
Barcelona
B
Madrid
C
Toledo
D
Valencia

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel officiële talen spreken ze in Spanje?
A
twee
B
drie
C
vier
D
vijf

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Sabías que?
  • De officiële talen van Spanje zijn: Castiliaans, Catalaans, Galicisch, Baskisch en Aranees. Niet-officiële  zijn het Asturisch en Aragonees.

  • Het Arabisch heeft een flinke invloed op het Spaans gehad. Niet gek, want van 711 tot 1492 was het Iberisch schiereiland (deels) onder Moors bewind.

  • Australië en Antarctica zijn de enige continenten waar Spaans geen officiële taal is. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In Spanje wonen zo’n 41 miljoen mensen. Maar wereldwijd hebben meer dan 480 miljoen mensen Spaans als moedertaal

Daarnaast spreken nog 75 miljoen mensen Spaans als tweede taal. In totaal spreken dus zo’n 555 miljoen – meer dan een half miljard – mensen Spaans als eerste of tweede taal. 

Dat betekent dat Spaans na Mandarijn de meest gesproken taal ter wereld is. Mandarijn is een Chinese taal.

Slide 16 - Tekstslide

Filipijnen sprak honderden jaren Spaans al officiële naam. Nu niet meer. Spanje had de Filipijnen veroverd het noemde het "Las Filipinas" vernoemd naar de Spaanse koning Filipe.
Los verbos: hacer, salir, venir, ir.
De werkwoorden hacer, salir en venir hebben een onregelmatige ik-vorm. 
Venir heeft bovendien een klinkerwisseling. Op welk werkwoord lijkt venir?

Het werkwoord ir is helemaal onregelmatig (zie schema).
doen/maken
vertrekken/uitgaan
komen
gaan
TENER
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.4 A Rellena con la forma correcta del verbo ir.
Vul de juiste vorm van het werkwoord ir in.

1. Esteban y Flor _______________________ al comedor.
2. Yo _______________________ a clase de inglés.
3. Los profesores ____________________ a casa.
4. Mis amigos y yo _________________________ al instituto en autobús.
5. Joseba, ¿_____________________ a clase ahora?
6. Esteban y Flor ____________________ al supermercado.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.4 A Rellena con la forma correcta del verbo ir.

LAS RESPUESTAS

1. Esteban y Flor van al comedor. (Naam + naam = ellos/ellas/ustedes)
2. Yo voy a clase de inglés.
3. Los profesores van a casa. 
4. Mis amigos y yo vamos al instituto en autobús.
5. Joseba, ¿Vas a clase ahora? (Er staat een naam, maar je vraagt aan Joseba "Ga jij nu naar de les?", gebruik dus de jij-vorm)
6. Esteban y Flor van al supermercado. (naam+naam=ellos/ellas/ustedes)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.4 B Contesta las preguntas en español.
Geef antwoord in het Spaans (gebruik hele zinnen).
1. ¿Cuándo haces la cama?

2. ¿A qué hora hacéis los deberes?

3. ¿A qué hora vienen tus padres?

4. ¿Salimos este sábado?

5. ¿Vienes al cine conmigo?
EXTRA HULP
1. ¿Cuándo haces la cama?
Je ziet aan het werkwoord (haces) dat de zin in de jij-vorm staat. 
Wanneer maak jij je bed op? Als je daar antwoord op geeft dan gebruik je de ik-vorm. Ik maak mijn bed om (tijd) op. 
Haces verandert dan naar HAGO. Hago la cama a las (tijd). 

Kijk dus per zin goed hoe je de werkwoorden moet vervoegen. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.4 B Contesta las preguntas en español.
LAS RESPUESTAS
Mogelijke antwoorden zijn:
  • Hago la cama a las diez de la noche.
  • Hacemos los deberes a las tres de la tarde. 
  • Mis padres vienen a las siete de la noche. 
  • Sí, salimos este sábado a la 13:00/ No, no salimos este sábado a la 13:00.
  • Sí, voy a cine contigo/ no, no voy a cine contigo.

Let op: A las diez = om tien uur           son las diez = het is 10 uur
               A las = om ...      maar bij 1 uur gebruik je "a la una" om 1 uur (enkelvoud)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.5 Vertaal onderstaande zinnen
1. Hoe laat sta je ’s ochtends op?
2. Ik sta om half zeven op.
3. ’s ochtends doucht Pepe om half acht en kleedt zich aan.
4. Hij maakt zijn bed op en ontbijt.
5. Om kwart over acht gaan Luis en Carmen naar school.
6. ’s middags om vier uur gaan wij terug naar huis.
7. Ik maak mijn huiswerk om 17.00 uur.
8. Om 18.20 uur dineer ik met mijn familie.
9. ’s avonds sport ik.
10. Om 22.00 uur gaan zij naar bed. 
Gebruik je woordenlijst
TIP

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.5 Vertaal onderstaande zinnen
1: ¿A qué hora te levantas por la mañana?
2: Me levanto a las seis y media. 
3: Por la mañana Pepe se ducha a las siete y media y se viste.
4: (Él) hace su cama y desayuna.
5: Luisa y Carmen van a la escuela a las ocho y cuarto. (tijd mag ook vooraan in de zin)
6: A las 4 de la tarde volvemos a casa. (tijd mag ook achteraan in de zin)
7: Hago mis deberes a las cinco (de la tarde).
8: A las seis y veinte ceno con mi familia. (het hele werkwoord dineren = cenar)
9: Por la noche hago deporte. (sporten is in het Spaans geen werkwoord deporter bestaat dus niet je hebt altijd het hulpwerkwoord hacer nodig. Dus sporten = hacer deporte)
10: A las diez de la noche se acuestan.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de woorden in 
in je woordenlijst.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

L
O
S

D
í
A
S
sábado
miércoles
viernes
lunes
jueves
domingo
martes
donderdag
maandag
zondag
vrijdag
dinsdag
woensdag
zaterdag

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

¡MUY IMPORTANTE!
Por la tarde / de la tarde:
Na een tijd gebruik je de la tarde. Me ducho a las nueve de la mañana.
Zonder tijd gebruik je por la tarde. Me ducho por la mañana.

Son las / a las:
Son las = het is ¿Qué hora es? - Son las dos y media.
A las = om ¿A qué hora haces la cama? - A las nueve y media.

Conjugar los verbos:
Zorg dat je de werkwoorden vervoegt
¿A qué hora desayunas? Desayuno a las siete.              
Om hoe laat ontbijt jij? Ik ontbijt om zeven uur. 




Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



  • Ik ken de dagdelen
  • Ik ken de kloktijden
  • Ik ken de klinkerwisselingen
  • Ik ken de wederkerende werkwoorden 
  • Ik ken de vervoegingen van onregelmatige werkwoorden

Vertaal de zinnen op de volgende pagina, alle leerdoelen komen daarin voor.



Leerdoelen
tarea 1 en 2

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Traducir al español

1. Hij doucht zich om 08:30 in de ochtend
2. Om 10:55 kleed jij je om. 
3. Wij gaan uit om 01:00 uur in de nacht.
4. Ik sport om 17:45 in de middag. 
5. 'S avonds komen mijn vrienden. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Traducir al español
1. Hij doucht zich om 08:30 in de ochtend.
Le ducha a las ocho y media de la mañana.
2. Om 10:55 kleed jij je om. 
A las once menos cinco te vistes.
3. Wij gaan uit om 01:00 uur in de nacht.
Salimos a la una de la noche.              (1 uur = enkelvoud)
4. Ik sport om 17:45 in de middag. 
Hago deporte a las seis menos cuarto de la tarde.
5. 'S avonds komen mijn vrienden. 
Por la noche vienen mis amigos.
Let op:
Gebruik alleen me/te/se/nos/os/se als je te maken hebt met een wederkerend werkwoord. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leertips
WERKWOORDEN LEREN
• Zorg er allereerst voor dat je de persoonlijke voornaamwoorden goed kent. (ik, jij, hij….)
• Let op de overeenkomsten tussen de werkwoorden en pas de stappen toe zoals beschreven in de
uitleg. 
• Schrijf de rijtjes meerdere malen uit. Check ook goed of je ze goed opgeschreven hebt.
• Maak er een rap of een liedje bij waardoor het beter in je hoofd blijft hangen.
• Maak gebruik van het programma Verbuga Spaans om te oefenen.

GRAMMATICA LEREN
• Bestudeer de grammaticaregels goed. Lezen is geen Leren!
• Kan je het aan iemand anders uitleggen? Dan zit het meestal wel goed in je hoofd.
• Maak de oefeningen die je eerder hebt gemaakt nog een keer, controleer daarna met je schrift
of je het goed hebt gedaan.
• Maak voor jezelf of voor een klasgenoot een “toets”.'


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na deze les wil ik ...
De uitleg nog een keer horen
Meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen tijdens de les
de leerstof thuis zelfstandig herhalen
overgaan naar nieuwe leerstof
Anders: (vul de open vraag op de volgende pagina in)

Slide 31 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Na deze les wil ik ...

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Los deberes

                                            Noteer in je planagenda:

Maken: ejercicios 1, 2 y 3 en la página 68 (sesenta y ocho)
                zie volgende pagina

Leren: 3.1 describir un día de tu vida
viernes el once de febrero / vrijdag 11 februari

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Haz los 
ejercicios 1, 2 y 3
Onderstreep het juiste werkwoord
Vervoeg deze werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen de haakjes in
en la página sesenta y ocho

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op: 
Spanjaarden gebruiken een lidwoord voor de dagen. In het Nederlands doen we dat niet. 
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Haz los 
ejercicios 1, 2 y 3
Welk werkwoord is juist?
Vervoeg deze werkwoorden
Vervoeg het werkwoord dat tussen haakjes staat.
__
__
_
__
_
_
_
pienso        piensas      piensa      pensamos   pensáis
tengo          tienes        tiene          tenemos    tenéis
piensan
tienen
duerme
hago
empiezan
salimos
vuelve
c. het gaat over: 'las clases' (meervoud)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Link

Deze slide heeft geen instructies