Lezen tekst en schrijfopdracht: "kruip in de huid van...."
Slide 3 - Tekstslide
Kruip in de huid van....,
Je hebt de tekst gelezen.
Wat voor tekstsoort is dit?
Je gaat nu in tweetallen aan het werk.
Je schrijft een verhaal: tekstsoort : amuseren
In regel 51 staat: 'Wil jouw hond echt niet naar buiten in de regen?'
Jouw openingszin is: "Ik wil niet naar buiten!"
Je kruipt in de gedachte van de hond.
Je schrijft een verhaaltje van ongeveer 350-450 woorden.
Let op Hoofdletters, spelling en leestekens!
Deel je tekst met mij!
Slide 4 - Tekstslide
1.9 Media en Onderzoek zoekwoorden
Websites zijn belangrijke informatiebronnen. Er zijn heel veel websites, dus het is belangrijk dat je goed kunt zoeken op internet. Zoekwoorden zijn woorden die jouw onderwerp het beste omschrijven.
Drie tips voor zoeken op internet:
1 Gebruik het liefst twee of meer zoekwoorden.
2 Lees de eerste regel onder een hit en vraag je af of je iets aan deze informatie hebt.
3 Kies niet meteen het bovenste resultaat. Kijk ook naar de volgende hits.
Slide 5 - Tekstslide
1.9 Media en Onderzoek - Aan de slag
(af)maken/doen
- Neem je Werkboek A en je etui mee. en je laptop mee
Voorbereiden
- Oefen paragrafen 1.7 grammatica en 1.8 Spelling als voorbereiding op de toets van 3 december.
Wat doen we in de les
- Grammatica en Spelling
Je krijgt 19 vragen.
Gebruik zoekwoorden om het antwoord te vinden, en vul het antwoord in.
Heb je alle antwoorden ingevuld, steek dan je hand op, en vul je eindtijd rechtsboven in.
Bij elk fout antwoord, komt er 10 seconde bij je eindtijd.
Wie heeft de snelste tijd én alles goed!
stopwatch
00:00
Slide 6 - Tekstslide
Vandaag 1C
Start hoofdstuk 2 paragraaf Lezen
Slide 7 - Tekstslide
Lezen 2.3 weet je nog?
Verkennend of nauwkeurig lezen?
Slide 8 - Tekstslide
Wat moet je weten voor de toets Taalvaardigheid?
wanneer: dinsdag 3 december
Grammatica - je weet in een zin de persoonsvorm (pv), onderwerp (O) en werkwoordelijk gezegde (wg) te vinden.
Spelling - Je weet hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt) correct schrijft. - Je weet hoofdletters en leestekens (? ! . , ) correct te gebruiken in zinnen.
Slide 9 - Tekstslide
Vandaag
Start hoofdstuk 2 paragraaf Lezen
Slide 10 - Tekstslide
Etui, werkboek én laptop op tafel
Ga rustig zitten
timer
10:00
Slide 11 - Tekstslide
Lezen 2.3 - Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
wat feiten en meningen zijn;
feiten en meningen herkennen;
de Moeilijkewoordenwijzer toepassen;
signaalwoorden herkennen die een opsomming aangeven.
Slide 12 - Tekstslide
Lezen 2.3 feiten en meningen
Leerdoel vandaag
hoe je een boek kunt kiezen
Leerdoelen deze les
Wat feiten en meningen zijn
Feiten en meningen herkennen
Slide 13 - Tekstslide
Lezen 2.3 feiten en meningen
Leertekst: Leertekst: Feiten en meningen
In teksten kom je feiten en meningen tegen.
feit
mening
Is echt of is werkelijk gebeurd.
Is wat iemand ergens van vindt of over denkt.
Kun je meestal controleren.
Verschilt per persoon: iedereen kan een andere mening hebben.