1.9 1KGT Media en Onderzoek les 1

  • Etui, werkboek én laptop op tafel
  • Pak je leesboek en ga rustig lezen.
timer
10:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

  • Etui, werkboek én laptop op tafel
  • Pak je leesboek en ga rustig lezen.
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Toetsen Nederlands periode 1
  •         Leesvaardigheid en woordenschat
  •         Orientatie op fictie
  •         Taalvaardigheid (grammatica en spelling)

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je weten voor de toets Taalvaardigheid?
  • wanneer: dinsdag 3 december

  • Grammatica
    - je weet in een zin de persoonsvorm (pv), onderwerp (O) en werkwoordelijk 
      gezegde (wg)  te vinden.
  • Spelling
    - Je weet hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt) correct schrijft.
    - Je weet hoofdletters en leestekens (? ! . , ) correct te gebruiken in zinnen.

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag
  • oefenen met zinsontleden
  • uitleg oefenen op Max Talent
  • Media en Onderzoek - zoekwoorden
timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

1.9 Media en Onderzoek zoekwoorden
Websites zijn belangrijke informatiebronnen. Er zijn heel veel websites, dus het is belangrijk dat je goed kunt zoeken op internet.  Zoekwoorden zijn woorden die jouw onderwerp het beste omschrijven. 

Drie tips voor zoeken op internet:
1 Gebruik het liefst twee of meer zoekwoorden.
2 Lees de eerste regel onder een hit en vraag je af of je iets aan deze informatie hebt.
3 Kies niet meteen het bovenste resultaat. Kijk ook naar de volgende hits.

Slide 5 - Tekstslide

1.9 Media en Onderzoek - Aan de slag
  • Je krijgt 19 vragen.

  • Gebruik zoekwoorden om het antwoord te vinden, en vul het antwoord in.

  • Heb je alle antwoorden ingevuld, steek dan je hand op, en vul je eindtijd 
     rechtsboven in.
  • Bij elk fout antwoord, komt er 10 seconde bij je eindtijd.

  • Wie heeft de snelste tijd én alles goed!
stopwatch
00:00

Slide 6 - Tekstslide

1.8 Spelling - De stam en de ik-vorm (blz. 82)
De stam en ik-vorm van het werkwoord

De stam is het hele werkwoord zonder -en.
De stam van het werkwoord heb je nodig om de ik-vorm te maken.
Bijvoorbeeld:






  • LET OP: de stam is niet altijd hetzelfde als de ik-vorm
hele werkwoord (hw)
stam (hw -en)
ik-vorm
brengen
breng
ik breng
helpen
help
ik help
roepen
roep
ik roep
zoeken
zoek
ik zoek

Slide 7 - Tekstslide

1.8 Spelling - De stam en de ik-vorm (blz. 82)
Leertekst: De stam en ik-vorm van het werkwoord
De stam is het hele werkwoord zonder -en.
 
Maar let op: bij de ik-vorm van sommige werkwoorden veranderen er letters
Bijvoorbeeld:
hele werkwoord (hw)
stam (hw -en)
ik-vorm
letter erbij
roken
rok
ik rook
letter eraf
stoppen
stopp
ik stop
v wordt f
graven
grav
ik graaf
z wordt s
wijzen
wijz
ik wijs

Slide 8 - Tekstslide

1.8 Spelling pv in de tegenwoordige tijd (blz. 82)
Zo schrijf je de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd:

ik-vorm
hij-vorm
wij-vorm
ik-vorm
ik-vorm +t
hele werkwoord
hele werkwoord (hw)
ik *
jij hij zij het
wij jullie zij
brengen
ik breng
brengt
brengen
helpen
ik help
helpt
helpen
roepen
ik roep
roept
roepen
zoeken
ik zoek
zoekt
zoeken
* = staat je/jij achter de persoonsvorm, dan schrijf je de ik-vorm

Slide 9 - Tekstslide

1.8 SpellingOnregelmatige werkwoorden (blz. 83)
Er zijn zes werkwoorden die zich niet aan deze regels houden, deze noemen we onregelmatige werkwoorden.
Dat zijn de werkwoorden: hebben, zijn, kunnen, zullen, willen en mogen.                             

hele werkwoord (hw)
ik
jij 
hij zij het
wij jullie zij
hebben
heb
hebt
heeft
hebben
zijn
ben
bent
is
zijn
kunnen
kan
kunt / kan
kan
kunnen
zullen
zal
zal / zult
zal
zullen
willen
wil
wil / wilt
wil
willen
mogen
mag
mag
mag
mogen

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
  • Maak opdracht 10, 11, 12 (blz. 83-84)
  • Lees de opdrachten goed.
timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

1.7 grammatica - werkwoordelijk gezegde
Heeft een werkwoordelijk gezegde (wg) meerdere werkwoorden, dan is één werkwoord de pv en de andere werkwoorden zijn vaak een heel werkwoord( infinitief) of een voltooid deelwoord.
Bijvoorbeeld:
  •         wg                              wg 
    Julia wil haar huiswerk maken
       O    pv
  •                                 wg                                         wg
    Mijn broer Pieter heeft een nieuwe boot gebouwd. 
                       O             pv                          
  

Slide 12 - Tekstslide

Even herhalen grammatica
Onderstreep de pv en het O in de zin, en zet er pv en O onder
Zet wg boven de werkwoorden:

  • Oom Karel heeft een nieuwe fiets gekocht.

  •                       wg                                        wg
    Oom Karel heeft een nieuwe fiets gekocht. 
            O             pv 

Slide 13 - Tekstslide

Even herhalen grammatica
Onderstreep de pv en het O in de zin, en zet er pv en O onder
Zet wg boven de werkwoorden:

  • Was jij al naar de markt geweest?

  •  wg                                        wg
    Was jij al naar de markt geweest? 
      pv   O

Slide 14 - Tekstslide

Even herhalen grammatica
Onderstreep de pv en het O in de zin, en zet er pv en O onder
Zet wg boven de werkwoorden:

  • De gezonde Hollandse jongen sport 4 keer in de week.
     
  •                                                              wg
     De gezonde Hollandse jongen sport 4 keer in de week.
                                   O                            pv
                                              

Slide 15 - Tekstslide

Oefenen met pv, O, wg
  • Je krijgt een werkblad.
  • Lees de opdrachten goed.
timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

1.8 Spelling - herhalen
  • Is de stam hetzelfde als de ik-vom van een werkwoord?

  • Niet altijd.
  • - soms moet er een letter weg of bij  rennen=> stam: renn  => ik-vorm: ik ren
                                                                           lopen   => stam: lop     => ik-vorm: ik loop

  • - soms moet een letter veranderen   wijzen      => stam: wijz      => ik-vorm: ik wijs
                                                                          schrijven  => stam: schrijv => ik-vorm: ik schrijf

Slide 17 - Tekstslide