1.2 Je omgeving ontdekken (4 lessen samen met microscopie)

1.2 - Je omgeving ontdekken
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.2 - Je omgeving ontdekken

Slide 1 - Tekstslide

Zet op volgorde van groot naar klein 
groot
klein
organenstelsel
cel
organisme
orgaan

Slide 2 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar het juiste plaatje
Organismen
cel
Organenstelsel
orgaan

Slide 3 - Sleepvraag


Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel
B
zenuwstelsel
C
verteringsstelsel
D
ademhalingsstelsel

Slide 4 - Quizvraag


De lever hoort bij
A
bottenstelsel
B
zenuwstelsel
C
bloedvatenstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 5 - Quizvraag


nummer 5 is?
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 6 - Quizvraag

Welk orgaanstelsel zie je?
A
Uitscheidingsstelsel
B
Spijsverteringsstelsel
C
Bloedvatenstelsel
D
Beenderstelsel

Slide 7 - Quizvraag


nummer 7 is?
A
Dikke darm
B
Maag
C
Nier
D
Dunne darm

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoelen 1.2
Je kunt werken met de microscoop/ stereoloep
Je kunt jouw waarnemingen vastleggen in een biologische tekening.
Je kunt een natuurgetrouwe en een schematische tekening maken en weet wanneer je welke tekening gebruikt.
Je kunt de naam van een organisme vinden met een determineerkaart

Slide 9 - Tekstslide

1.2 Je omgeving ontdekken

Biologie gaat over mensen, dieren, planten, deze leven,

dit noem je een:
Organisme = alles wat leeft


Organisme kun je:

Waarnemen= kijken, ruiken, voelen, horen en soms zelfs proeven.


Als je waarneemt, dan kijk je naar de kenmerken= eigenschappen waaraan je een organisme kunt herkennen. 

Slide 10 - Tekstslide

1.2 Je omgeving ontdekken

Beschrijving= de belangrijkste eigenschappen, kenmerken van een organisme opschrijven  


  • Je kunt iets zien met het blote oog
  • soms heb je een vergrootglas nodig om iets goed te bekijken, een loep
  • Om iets heel kleins te kunnen bekijken heb je een microscoop nodig



In de volgende dia's leer je hoe je een microscoop gebruikt.


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Revolver
1
Objectief
2
Klemmen
3
Kruistafel
4
Diafragma
5
Lampje
6
Oculair
7
Tubus
8
Statief
9
Grote stelschroef

10
Kleine stelschroef

11
Voet

12
Kruistafel stelknoppen

13
Ken je ze?
In de volgende dia gaan we oefenen

Slide 13 - Tekstslide

oculair
statief
tafel
tubus
voet
lamp

Slide 14 - Sleepvraag

1.2 Les 1 
Maken opdr 1 t/m 6

Slide 15 - Tekstslide

1.2 Les 2 en 3 

Les 2: Microscopie
Les 3: preparaat maken 

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen 1.2
Je kunt werken met de microscoop/ stereoloep
Je kunt jouw waarnemingen vastleggen in een biologische tekening.
Je kunt een natuurgetrouwe en een schematische tekening maken en weet wanneer je welke tekening gebruikt.
Je kunt de naam van een organisme vinden met een determineerkaart

Slide 17 - Tekstslide

oculair
statief
tafel
tubus
voet
lamp

Slide 18 - Sleepvraag

Practicum microscopie
Practicumregels
  • Luister goed naar de instructie van de docent
  • Niet rennen
  • Zo min mogelijk lopen 

Slide 19 - Tekstslide

1.2 Les 4

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen 1.2
Je kunt werken met de microscoop/ stereoloep
Je kunt jouw waarnemingen vastleggen in een biologische tekening.
Je kunt een natuurgetrouwe en een schematische tekening maken en weet wanneer je welke tekening gebruikt.
Je kunt de naam van een organisme vinden met een determineerkaart

Slide 21 - Tekstslide

1.2 Je omgeving ontdekken


Beschrijving= in woorden de belangrijkste eigenschappen/kenmerken

 van een organisme vertellen/ opschrijven.


Je kunt waarnemingen ook tekenen:
Op 2 manieren:
Natuurgetrouw
 = precies wat je ziet

Schematisch= belangrijkste onderdelen 


Slide 22 - Tekstslide

Iets van binnen tekenen
Lengtedoorsnede 
(over het langste stuk) 
en dwarsdoorsnede 
(over het korste deel)

 




Slide 23 - Tekstslide

Hoe vind je de naam van een organisme?
Om achter de naam van een organisme te komen moet je op kenmerken letten. 

Organismen zijn ingedeeld in groepen met gemeenschappeijke kenmerken. Bijvoorbeeld gewervelde en ongewervelde dieren. 



Slide 24 - Tekstslide

Gewerveld of ongewerveld
Gewerveld = Dieren met een wervelkolom (= ruggengraat)
Ongewerveld= Dieren zonder wervelkolom                               



Slide 25 - Tekstslide

Determineren
Het opzoeken van een naam van een organisme noemen we determineren. 

Je gebruikt kenmerken om de naam van een plant of dier op te zoeken. 
Met behulp van een zoekkaartdetermineertabel of flora zoek je de naam op. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Determineren 

Slide 28 - Tekstslide

1.2 Les 2
Maken opdr 10 t/m 17
Nakijken 1.2

Slide 29 - Tekstslide