Het
verschil tussen klassieke conditionering en operante conditionering ligt in de manier waarop het leren plaatsvindt:
1. Klassieke conditionering
- Definitie: Een vorm van leren waarbij een organisme een verband leert leggen tussen twee prikkels.
- Hoe het werkt: Het gebeurt wanneer een neutrale prikkel (bijv. een belgeluid) wordt gekoppeld aan een betekenisvolle prikkel (bijv. voedsel), zodat de neutrale prikkel uiteindelijk dezelfde reactie oproept als de betekenisvolle prikkel. Dit wordt ook wel associatief leren genoemd.
- Voorbeeld: Bij Pavlov’s hondexperiment begon de hond te kwijlen (reactie) wanneer hij een bel hoorde (neutrale prikkel), omdat hij de bel ging associëren met de komst van voedsel (betekenisvolle prikkel).
2.
Operante conditionering- Definitie: Een vorm van leren waarbij gedrag wordt beïnvloed door de gevolgen van dat gedrag.
- Hoe het werkt: Gedrag dat wordt beloond, zal vaker voorkomen (bekrachtiging), terwijl gedrag dat wordt bestraft, minder vaak zal voorkomen. Het gaat dus om de relatie tussen gedrag en de gevolgen ervan.
- Voorbeeld: Een rat in een Skinner-box leert op een knop te drukken (gedrag) omdat dit leidt tot een beloning (voedsel). Als het drukken op de knop een elektrische schok zou geven (bestraffing), zou de rat het gedrag waarschijnlijk minder vaak vertonen.
Samengevat
- Klassieke conditionering richt zich op associaties tussen twee prikkels.
- Operante conditionering richt zich op de gevolgen van gedrag (beloning of straf) en hoe die gedragspatronen beïnvloeden.