8.3/8.4: gedrag/vorming van gedrag

8.3+8.4: Gedrag/Vorming van gedrag
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

8.3+8.4: Gedrag/Vorming van gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

8.3 Leerdoelen
  1. Je kunt toelichten wat gedrag is en hoe gedrag is ingedeeld.
  2. Je kunt uitleggen hoe gedrag tot stand komt en dat gedrag het resultaat is van de relatie die het organisme heeft met zijn omgeving.
  3. Je kunt omschrijven wat ethologie inhoudt en een eenvoudig gedragsonderzoek uitvoeren

Slide 3 - Tekstslide

Gedrag:
Alle waarneembare activiteiten van een dier of een mens.
Ethologie: studie van gedrag van dieren.

Slide 4 - Tekstslide

Gedrag
Onder gedrag valt een heleboel, niet alleen bewegingen.
Denk ook aan: geluid maken, geurstoffen afscheiden, van kleur veranderen, staan, slapen etc.

Gedrag is vaak gericht op handhaven of verbeteren van de lichamelijke toestand van het dier.
Vergroten van overlevingskans en voortplantingssucces. Dit wordt adequaatgedrag genoemd.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Gedrag
Is (vaak) opgebouwd uit opeenvolgende handelingen (gedragselementen) 
Zoekgedrag bij honden.

Gedrag vaak een reactie op prikkels. De reactie noem je ook wel een respons.

Slide 7 - Tekstslide

Prikkel en respons
Gedrag begint met prikkels.

Prikkels kunnen komen uit:
  • Externe omgeving (Geur van patat)
  • Interne omgeving (Honger gevoel)
De reactie van een dier of mens op prikkels noem je een respons

Slide 8 - Tekstslide

Onderverdeling van Gedrag

Slide 9 - Tekstslide

Gedrag beschrijven
Gedrag bestaat uit handelingen. Als deze handelingen samen een doel hebben dan noem je dit een gedragssysteem ->
voedingsgedrag, kookgedrag, studeergedrag etc.

Als de ene handeling leidt tot een volgende handeling noem je dit een gedragsketen.

Slide 10 - Tekstslide

Gedragssysteem

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Gedragsketen
Balts
Bronst (bij zoogdieren)
Broedzorg-> zorg voor nakomelingen door  ouder
Onderdelen van voortplantingsgedrag.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Motivatie (drang). 
Motivatie (drang)= de bereidheid om een bepaald gedragssysteem uit te voeren. 

- Voedingsdrang
- Vluchtdrang 
- Voortplantingsdrang

Slide 17 - Tekstslide

Motivatie: 
de bereidheid om een bepaald gedragssysteem uit te voeren.
De interne prikkel is hier laag (geen hongergevoel), maar de externe prikkel is hoog (erg lekker eten). Dit levert samen voldoende motivatie op om het ijsje te eten
Hier zou je onvoldoende motivatie hebben. Zowel de interne- als externe prikkel zijn laag
Als de interne prikkel hoog genoeg is dan is er maar een lage externe prikkel nodig om voldoende motivatie te hebben om te eten

Slide 18 - Tekstslide

Periodieke invloeden
Regelmatig terugkerende schommelingen in het interne of externe milieu zijn periodieke invloeden.
  • Slaap-waakritme
  • Voortplantingsdrang
  • Voedingsdrang

Slide 19 - Tekstslide

Gedrag onderzoeken
Objectief!
Ethogram =
lijst van alle soorten gedrag die bij een dier voorkomen.

Protocol=
lijst van waargenomen gedragingen bij een dier.

Slide 20 - Tekstslide

Ethogram
Protocol

Slide 21 - Tekstslide

Toepassen
Kies maar even....
32, 33, 35 - 37
daarna 
Vorming van gedrag.
timer
3:00

Slide 22 - Tekstslide

8.4 
8.4.1. Je kunt verklaren dat gedrag deels erfelijk is bepaalt.
8.4.2 Je kunt leerprocessen herkennen en beschrijven en de functie ervan uitleggen.

Slide 23 - Tekstslide

Nature / Nurture

Slide 24 - Tekstslide

Gedrag en de ontwikkeling van de mens
Leerprocessen en bewuste keuzes zijn veel belangrijker bij mensen dan bij dieren en deze leerprocessen verlopen ook nog eens sneller bij mensen. Dit komt doordat het brein van onze voorouders de afgelopen miljoenen jaren is geevolueerd tot wat het nu is. De hersenschors (weet je nog van regeling en waarneming: daar wordt de sensorische en motorische informatie verwerkt) is enorm toegenomen net als het geheugen, waardoor taalgebruik begon te ontwikkelen.

Het leervermogen (= vermogen van een mens of dier tot effectieve leerverandering, ookwel intelligentie genoemd) wordt beïnvloed door de fysieke omvang en ontwikkeling van de hersenen en is dus deels aangeboren. Intelligentie is gedeeltelijk aan te leren door in een prikkelend, stimulerend omgeving op te groeien.

Slide 25 - Tekstslide

Van instinct naar leerprocessen.
Kunnen we iets over ons eigen gedrag leren door te kijken naar het gedrag van dieren?

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Sleutel- en supranormale prikkels
  • Een sleutelprikkel is een prikkel die telkens dezelfde respons oplevert.
  • Een supranormale prikkel is een goede, versterkte sleutelprikkel, en levert dus een heftigere respons op.

Slide 28 - Tekstslide

Sleutelprikkel

Slide 29 - Tekstslide

Conditioneren:
- trial and error (proefondervindelijk)
- klassiek conditioneren (Pavlov)
- operant conditioneren (Skinnerbox)

Wat is het verschil?

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

klassiek conditioneren (Pavlov reactie)

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Het verschil tussen klassieke conditionering en operante conditionering ligt in de manier waarop het leren plaatsvindt:

 1. Klassieke conditionering
- Definitie: Een vorm van leren waarbij een organisme een verband leert leggen tussen twee prikkels.
- Hoe het werkt: Het gebeurt wanneer een neutrale prikkel (bijv. een belgeluid) wordt gekoppeld aan een betekenisvolle prikkel (bijv. voedsel), zodat de neutrale prikkel uiteindelijk dezelfde reactie oproept als de betekenisvolle prikkel. Dit wordt ook wel associatief leren genoemd.
- Voorbeeld: Bij Pavlov’s hondexperiment begon de hond te kwijlen (reactie) wanneer hij een bel hoorde (neutrale prikkel), omdat hij de bel ging associëren met de komst van voedsel (betekenisvolle prikkel).





2. Operante conditionering
- Definitie: Een vorm van leren waarbij gedrag wordt beïnvloed door de gevolgen van dat gedrag.
- Hoe het werkt: Gedrag dat wordt beloond, zal vaker voorkomen (bekrachtiging), terwijl gedrag dat wordt bestraft, minder vaak zal voorkomen. Het gaat dus om de relatie tussen gedrag en de gevolgen ervan.

- Voorbeeld: Een rat in een Skinner-box leert op een knop te drukken (gedrag) omdat dit leidt tot een beloning (voedsel). Als het drukken op de knop een elektrische schok zou geven (bestraffing), zou de rat het gedrag waarschijnlijk minder vaak vertonen.

Samengevat
- Klassieke conditionering richt zich op associaties tussen twee prikkels.
- Operante conditionering richt zich op de gevolgen van gedrag (beloning of straf) en hoe die gedragspatronen beïnvloeden.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

verwerking
40, 41, 46 - 48

Slide 36 - Tekstslide