Duits sich vorstellen les 8

Willkommen! 
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Willkommen! 

Slide 1 - Tekstslide

Das Programm für Heute

- Herhaling van alle lesstof die je moet leren voor de SO
- Quizlet oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Hoe gaat het leren voor de SO?
A
B
C
D

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Die Farben

Slide 5 - Tekstslide

Sleep de Duitse woorden naar de juiste kleuren.
gelb
blau
schwarz
grau
rot
grün
weiß
orange
pink
braun

Slide 6 - Sleepvraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 7 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 8 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 9 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 10 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 11 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 12 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 13 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 14 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 15 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 16 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 17 - Open vraag

Die Zahlen

Slide 18 - Tekstslide

zwanzig
sechzehn
zwei
sieben
neun
dreizehn

Slide 19 - Sleepvraag

Vertaal naar het Duits:
3

Slide 20 - Open vraag

Vertaal naar het Duits:
14

Slide 21 - Open vraag

Vertaal naar het Duits:
5

Slide 22 - Open vraag

Vertaal naar het Duits:
10

Slide 23 - Open vraag

Vertaal naar het Duits:
13

Slide 24 - Open vraag

Vertaal naar het Duits:
11

Slide 25 - Open vraag

Vertaal naar het Duits:
9

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

ich
du
sie
er
es
man
wir
ihr
sie
Sie
IK
U
ZIJ MV.
JULLIE
WIJ
MEN
HET
ZIJ EV.
HIJ
JIJ

Slide 28 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 29 - Sleepvraag

Wie alt (bent u)?
(Hij is) 13 Jahre alt.
Wo (ben jij) geboren?
(Ik ben) in Berlin geboren.
(Het is) eine schöne Stadt.
sind Sie
er ist
bist du
ich bin
es ist

Slide 30 - Sleepvraag

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 31 - Sleepvraag

ich 
du
er/sie/es 
wir
ihr
sie/Sie
sind 
bin
seid
bist
ist
sind
hat
hast
haben
habt
haben
habe

Slide 32 - Sleepvraag

Haben: ich
A
habe
B
hast
C
habt

Slide 33 - Quizvraag

Sein: du
A
bist
B
bin
C
sind
D
hast

Slide 34 - Quizvraag

haben: wir
A
habt
B
habe
C
haben
D
sind

Slide 35 - Quizvraag

sein: ihr
A
sind
B
seit
C
seid
D
ist

Slide 36 - Quizvraag

haben: ihr
A
haben
B
habt
C
habe
D
hast

Slide 37 - Quizvraag

sein: Sie
A
seid
B
ist
C
sind
D
war

Slide 38 - Quizvraag

haben: sie (mv)
A
habt
B
haben
C
hat
D
sind

Slide 39 - Quizvraag

Welke vraagwoorden zijn er?

wie = wer

wat = was

waar = wo

hoe = wie

wanneer= wann

Waarvandaan= woher

Slide 40 - Tekstslide

Wie
Wat
Wanneer
Hoe
Waar
Waarvandaan
wer
wo
wie
was
wann
woher

Slide 41 - Sleepvraag

Wat betekent ''was''?
A
waar
B
wie
C
wanneer
D
wat

Slide 42 - Quizvraag

Wat betekent het Duitse woordje "wie"?
A
waar
B
wie
C
wanneer
D
hoe

Slide 43 - Quizvraag

Wat betekent wer?
A
wie
B
hoe
C
wat
D
waar

Slide 44 - Quizvraag

________ kommst du morgen? Um halb 10
A
wer
B
wie
C
wann
D
woher

Slide 45 - Quizvraag

_______ heißt du?
A
was
B
wie
C
wo
D
wann

Slide 46 - Quizvraag

______ kommst du? Freitag
A
wer
B
wie
C
was
D
wann

Slide 47 - Quizvraag

Slide 48 - Tekstslide

En nu leren, leren, leren

Slide 49 - Tekstslide