Leren 12.1 & 12.2 Erfelijkheid

Leren 12.1 & 12.2 Erfelijkheid


5 minuten de tijd.
Pak je pen en boek.
Laptop blijft in de tas.
timer
5:00
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leren 12.1 & 12.2 Erfelijkheid


5 minuten de tijd.
Pak je pen en boek.
Laptop blijft in de tas.
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Hoe leer je met leerdoelen? Doe wat er staat. Stel jezelf de vraag of je kan wat het leerdoel zegt.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe leer je de begrippen?
Schrijf elk begrip op met daar achter de uitleg er van. 
Controleer met het boek of het klopt.
Twijfel je? Vraag het aan klasgenoten of het klopt.

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen leren
Leg uit wat de volgende begrippen betekenen.
Op fluistertoon, 20 minuten de tijd. 
Ben je klaar? 
Maak je huiswerk 
verder af.

Genotype
Homozygoot
Prenataal onderzoek
Heterozygoot
Dominant
Monogeen
Recessief
Kruissingsschema
Drager
Kruising
Fenotype
Allel
Intermediair fenotype
Erfelijkheidsvoorlichting
Stamboom

Slide 4 - Tekstslide

Belangrijk om te oefenen 12.1
Voor paragraaf 12.1 is het belangrijk dat je het verschil tussen fenotype en genotype weet. Daarnaast moet je goed het verschil tussen dominant, recessief, heterozygoot en homozygoot kennen.

Oefen goed met het maken van kruisingsschema's!

Slide 5 - Tekstslide

Belangrijk om te oefenen 12.1
Begrijp wat hier wordt gedaan
Ken deze stappen om op 
een goede manier een
kruisingsschema te maken.

Let ook op intermediair 
fenotype.

Slide 6 - Tekstslide

Belangrijk om te oefenen 12.2
Voor paragraaf 12.2 is het belangrijk dat je het verschil tussen de verschillende manieren van overerven begrijpt.




- Dominante overerving: 
AA = gezond 
Aa = gezond 
aa = ziek 
Er bestaat 
geen drager.
- Recessieve overerving:
AA = gezond
Aa = gezond maar drager
aa = ziek.

Slide 7 - Tekstslide

Belangrijk om te oefenen 12.2
Voor paragraaf 12.2 is het belangrijk dat je het verschil tussen de verschillende manieren van overerven begrijpt.

- Geslachtsgebonden recessieve overerving: 
aandoeningen die alleen op het X-chromosoom zitten. 
Je noteert altijd XX met een kleine letter er boven. 
De kleine er boven geeft aan of de X dominant of recessief is.

Oefening: noteer bij elke persoon in de afbeelding het genotype (in letters)
Er bestaat ook geslachtsgebonden dominante overerving. Dit komt weinig voor. Het zelfde als bij 'normale' dominante overerving is er geen drager maar zit de eigenschap wel enkel en alleen op het X-chromosoom

Slide 8 - Tekstslide

Belangrijk om te oefenen 12.2
Oefen met het bepalen van het genotype aan de hand van een stamboom. Dit kan op www.biologiepagina.nl. 
Een link naar deze website staat in de volgende slide.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link