Hoe ging de samenwerking in je groepje? Wat ging goed? Hoe kwam dit? Wat ging minder goed? Wat heb je hiervan geleerd?
Welke sociale vaardigheid heb je ingezet?
Kijkend naar het product: Wat ging goed? Wáár ging het mis? Wát ging er mis?
Hoe vond de Instructeur het om instructies te geven?
Hoe vond de Bouwer het om de instructies op te volgen? Om te luisteren naar wat iemand bedoelt te zeggen?
Wat viel de Observator op? Welke evaluatiepunten heb je genoemd in het leerproces van de ander?
Last van ruis, omgeving? Laten afleiden?
Onduidelijke instructies? Moeilijke woorden?
Instructies te snel achter elkaar? Instructies met te veel woorden omschreven?
Kortom:
Verplaats je in de ander, houd het eenvoudig, kort en bondig, herhaal je instructie. Spreek luid en duidelijk, voorkom ruis. Concentreer je, luister goed en volg de instructies op.