Havo 4 L'adverbe

H 4    l'adverbe
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H 4    l'adverbe

Slide 1 - Tekstslide

 l'adverbe
Adverbe betekent in het Nederlands een bijwoord
Maar wat is een bijwoord?

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord een ander bijwoord 
MAAR NIET OVER  een zelfstandig naamwoord of een 'eigen naam'

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdregel: 
Je vormt een bijwoord door - ment achter het bijvoeglijk naamwoord te zetten: poli => poliment    
 
Als het bvnw niet eindigt op een klinker neem je de vrouwelijke vorm:  sportif => sportivement       doux => doucement 
lent => lentement


Slide 3 - Tekstslide

Uitzonderingen 
bon => bien 
 meilleur => mieux
mauvais => mal 
long => longtemps


Slide 4 - Tekstslide

Uitzonderingen 
Als een bijvoeglijk naamwoord eindigt op ENT dan eindigt het bijwoord op EMMENT (fréquent => fréquemment)

Als een bijvoeglijk naamwoord eindigt op ANT dan eindigt het bijwoord op AMMENT ( constant => constamment


Slide 5 - Tekstslide

Regardez le video.....

Slide 6 - Tekstslide

1. Wat is een 'adverbe'?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijwoord

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord is géén adverbe?
A
rapidement
B
bien
C
gratuit
D
longtemps

Slide 8 - Quizvraag

Adverbe de

Violent --> ?
A
Violentment
B
Violentement
C
Violemment

Slide 9 - Quizvraag

Adverbe ou pas ?

Je suis ..
A
calme
B
calmement

Slide 10 - Quizvraag

Adverbe ou pas ?

Elle travaille ..
A
meilleur
B
mieux

Slide 11 - Quizvraag

Adverbe ou pas ?

Elle parle ..
A
doux
B
doucement

Slide 12 - Quizvraag

Adjectif / Adverbe?
Il parle ......
A
lent
B
lentement
C
lentment
D
lente

Slide 13 - Quizvraag

Adverbe : goed
A
bien
B
bon

Slide 14 - Quizvraag

Adverbe : slecht
A
mauvais
B
mal

Slide 15 - Quizvraag

Adverbe
A
mieux
B
meilleur

Slide 16 - Quizvraag

Adverbe : beter
A
mieux
B
meilleur

Slide 17 - Quizvraag

Adjectif / Adverbe?
Elle prépare ... une tarte
A
rapide
B
rapidement
C
vite
D
rapid

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide