2.5 Vertaal onderstaande zinnen
1. Hoe laat sta je ’s ochtends op?
2. Ik sta om half zeven op.
3. ’s ochtends doucht Pepe om half acht en kleedt zich aan.
4. Hij maakt zijn bed op en ontbijt.
5. Om kwart over acht gaan Luis en Carmen naar school.
6. ’s middags om vier uur gaan wij terug naar huis.
7. Ik maak mijn huiswerk om 17.00 uur.
8. Om 18.20 uur dineer ik met mijn familie.
9. ’s avonds sport ik.
10. Om 22.00 uur gaan zij naar bed.