K7 oefenen persoonlijk voornaamwoord

K7 persoonlijk voornaamwoord 4de naamval
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

K7 persoonlijk voornaamwoord 4de naamval

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Deze pers vnw. heb je al geleerd...
ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij 
sie 
u
Sie
Deze persoonlijke voornaamwoorden staan in de eerste naamval 


wie
wer (vragend voornaamwoord)

Slide 3 - Tekstslide

Dit is nieuw...
mij
mich
jou
dich
hem
ihn
haar
sie
het
es
ons
uns
jullie
euch
hen
sie
u
Sie
Deze persoonlijke voornaamwoorden staan in de vierde naamval 



wie
wen (vragend voornaamwoord)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De voorzetsels van de vierde naamval
durch
door
für
(bestemd) voor, ergens vóór zijn
ohne
zonder
um
om
gegen
tegen
Na deze voorzetsels volgt de 4de naamval  

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden
Peter spielt gegen dich.
Wir essen ohne euch.
Machst du dir Sorgen um mich?
Die  Cola ist für ihn.

Slide 7 - Tekstslide

Vertaal: om
A
ohne
B
um
C
für
D
durch

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal: zonder
A
tegen
B
ohne
C
om
D
met

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal: door
A
ohne
B
um
C
für
D
durch

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal: tegen
A
gegen
B
ohne
C
für
D
mit

Slide 11 - Quizvraag

Vertaal: voor
A
für
B
ohne
C
um
D
mit

Slide 12 - Quizvraag

voor mij
zonder hem
door jullie
om je 
um dich
ohne ihn
für mich
durch euch

Slide 13 - Sleepvraag

Vertaal: voor je
A
für mich
B
ohen mich
C
für dich
D
gegen dich

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal: tegen jullie
A
um euch
B
für euch
C
gegen euch
D
gegen uns

Slide 15 - Quizvraag

vertaal : zonder hem
A
ohne mich
B
ohne ihn
C
um ihn
D
für ihn

Slide 16 - Quizvraag

Vertaal : door mij
A
ohne mich
B
durch mich
C
gegen mich
D
für mich

Slide 17 - Quizvraag

Vul het juiste persoonlijk vnw in:
Ich suche ....... (jou)
A
du
B
dir
C
dich
D
mich

Slide 18 - Quizvraag

Vul het juiste persoonlijk vnw in:
Hast du das für .....(ons) gekauft?
A
uns
B
wir

Slide 19 - Quizvraag

Vul het juiste persoonlijk vnw in:
Ich gehe ohne ....(jullie) zur Schule.
A
mich
B
ihr
C
euch

Slide 20 - Quizvraag

Vul het juiste persoonlijk vnw in:
Das ist ( voor mij) und nicht ( voor U) .
A
für mich .....für sie
B
für mich...... für Sie
C
für mich ..... für euch

Slide 21 - Quizvraag

Vul het juiste persoonlijk vnw. in:
Ich kaufe ein Buch für....(hem).
A
er
B
wir
C
ihn
D
ich

Slide 22 - Quizvraag

Hoe zeg je 'zonder mij'?

Slide 23 - Open vraag

Hoe zeg je 'tegen jullie'?

Slide 24 - Open vraag

Hoe zeg je 'voor jou'?

Slide 25 - Open vraag

Hoe zeg je 'om haar'?

Slide 26 - Open vraag

Hoe zeg je 'door hem'?

Slide 27 - Open vraag

Hoe veranderen de pers. voornaamwoorden (onderwerp / lijd.voorw.)? Één blijft over.
mich
dich
ihn/sie/es/man
uns
euch
sie/Sie
ich
du
er
ihr
sie/Sie
er/sie/es/man
wir

Slide 28 - Sleepvraag

Hast du das Handy (voor mij) gekauft?

Slide 29 - Open vraag

(Zonder jullie) ist die Reise nicht halb so toll.

Slide 30 - Open vraag

Habt ihr einen Prospekt (voor ons) mitgebracht?

Slide 31 - Open vraag

ENDE

Slide 32 - Tekstslide