* hoofdletters, leestekens. Kost je meteen punten.* spelling van woorden.
* a/an: An apple a day keeps the doctor away.
* There/their/they're (their = van hun, there = daar, they're = they are)
* Your/you're (your = van jou, you're = you are)
* On/at/in
* Tijdsbepaling: achteraan de zin (of vooraan, met nadruk).
* Or/our
* 15 Euros (niet Euro, niet Euro's)