Theorie fictiebegrippen

Theorie fictie
Hoe kan ik me voorbereiden op het mondeling?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Theorie fictie
Hoe kan ik me voorbereiden op het mondeling?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Genre

  •  Type of soort boek (of film)
  • Soorten genres? Thriller, fantasy, dystopisch,  ontwikkelingsroman, psychologische roman, reisverhaal
  • Mijn genre van boek 1 is ................... 
  • Mijn genre van boek 2 is:..................

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Realistische of niet-realistische fictie

  •  Boek 1: Het is .......................................fictie, omdat....................................(noem een voorbeeld uit het boek)
  • Boek 2: Het is .......................................fictie, omdat....................................(noem een voorbeeld uit het boek)

Slide 6 - Tekstslide

realistisch
niet-realistisch

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

Welke uitspraak over hoofdpersonen klopt? Je weet over de hoofdpersoon...
A
Alles, behalve de gedachten
B
Niets
C
Veel informatie, maar ook gevoelens en gedachten

Slide 9 - Quizvraag

Hoofdpersonen
A
Alle mensen die voorkomen in een verhaal
B
Belangrijkste personen in het verhaal
C
Alle personen die een naam hebben in het verhaal
D
Diegene van wie je de gedachten en gevoelens weet

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

ik-verteller (ik-perspectief)
Bij een verhaal met een ik-verteller vertelt de hoofpersoon het verhaal vanuit zijn of haar perspectief, wat een directe en persoonlijke ervaring geeft. 
Voorbeeld:
" Ik voelde de spanning in de lucht toen ik het podium opliep. Mijn handen trilden en mijn hart bonsde in mijn borst."

Slide 12 - Tekstslide

hij/zij-verteller ( - personaalperspectief)

Bij de hij/zij-verteller wordt het verhaal verteld vanuit een derde persoon, die niet betrokken is bij de gebeurtenissen. Dit kan een meer objectieve kijk geven. 
Voorbeeld:
"Hij voelde de spanning in de lucht toen zij eraan kwam. Zijn handen trilden en zijn hart bonsde in zijn borst."

Slide 13 - Tekstslide

Alwetende verteller
Een alwetende verteller heeft toegang tot de gedachten en gevoelens van meerdere personages en kan in de tijd en ruimte springen. Dit biedt een breder perspectief op het verhaal. Hij weet dus soms meer dan de personen zelf. Voorbeeld:
" Toen hij binnenkwam, voelde hij de spanning in de lucht. Tegelijkertijd zat zijn beste vriend in het publiek, die vroeg zich af hij het wel goed zou doen. Allebei waren ze stikzenuwachtig."

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een perspectief?
A
Een eigenschap van de hoofdpersoon
B
De persoon uit het verhaal van wie je weet wat hij/zij denkt en voelt
C
Een bedacht personage
D
Een uiterlijk kenmerk

Slide 15 - Quizvraag

Wat is GEEN perspectief?
A
Hij/zij-perspectief
B
Het jij-perspectief
C
Alwetende verteller
D
Wisselend perspectief

Slide 16 - Quizvraag

ik-perspectief
personaal perspectief
auctoriaal perspectief
Hij liep naar de supermarkt en dacht aan wat hij ging eten.

Ik liep naar de supermarkt en dacht aan wat ik ging eten.

Hij liep naar de supermarkt, maar wist nog niet dat die vandaag gesloten was. 

Slide 17 - Sleepvraag

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de setting?
A
De historische tijd waarin het verhaal zich afspeelt.
B
De omgeving waarin het verhaal zich afspeelt.
C
De tijd en en ruimte waarin het verhaal zich afspeelt.
D
Het onbestemde heden: onduidelijk is in welke tijd een verhaal speelt.

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

 Tijd
  • Boek 1 speelt zich af  in het heden/ verleden, want...................................... (noem een voorbeeld). 
  • Het is geschreven op chronologische/ niet- chronologische volgorde omdat....................................(noem een voorbeeld) . 
  • Er wordt gebruik gemaakt van flashbacks/flash forward, want..........................(noem een voorbeeld). 
  • De vertelde tijd is ................................

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeelden van Thema's
Liefde, gelijkwaardigheid, religie, gezondheid, culturen, ouderdom, kinderwens, vrouwenrechten, familiesystemen, marketing, management, klimaatproblematiek, psychologie, specifieke werkvelden, pesten

Slide 25 - Tekstslide

Laatste sheet.....
Neem het  schema over op de volgende pagina over in je schrift
en probeer straks onder woorden te brengen hoe dat voor jouw boek geldt.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide