Uitleg week 14 - wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Lesprogramma
  • Stil lezen
  • Lesdoel
  • Uitleg
  • Zelf aan de slag
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesprogramma
  • Stil lezen
  • Lesdoel
  • Uitleg
  • Zelf aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het eind van de les weet je wat het wederkerend en wederkerig voornaamwoord zijn en kan je deze uit een zin halen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Benoem de volgende woordsoorten uit de onderstaande zin:

lw – znw – bnw – vz – zww – hww – pers. vnw

Op de Domtoren in Utrecht heb je een prachtig uitzicht.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Op de Domtoren in Utrecht heb je een prachtig uitzicht.

Op = vz
De = lw
Domtoren = znw
In = vz
Utrecht = znw
Heb = zww
Je = pers. vnw
Een = lw
Prachtig = bnw
Uitzicht = znw

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg voornaamwoorden
Wederkerend voornaamwoord (wed.vnw)
  • Komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord.
        Zich aanpassen, zich wassen, zich omkleden

Jij kleedt je wel heel vaak om.  
Haar broer past zich aan.


Tip: Twijfel je of het woord een wederkerend voornaamwoord is? Zet de hele zin in de hij-vorm. Als een voornaamwoord uit de zin daarmee in 'zich' moet veranderen, dan is het een wederkerend voornaamwoord. Bovendien moet het over dezelfde persoon/personen gaan.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden
1. Jij kleedt je wel heel vaak om --> Hij kleedt zich wel heel vaak om.
    je = wederkerend vnw

2. Ik schaam me altijd als ik op een podium sta --> Hij schaamt zich altijd als hij op een podium staat.
   me = wederkerend vnw 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg voornaamwoorden
Wederkerig voornaamwoord (wedig.vnw)
  • Er is er maar één: elkaar (soms geschreven als mekaar of elkander.

Zij hebben elkaar al een hele tijd niet gezien.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een wederkerend werkwoord?
A
schrijven
B
raken
C
zich vergissen
D
afwassen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit werkwoord wederkerend?
afvragen
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Het werkwoord is: zich afvragen.
- Ik vraag me af hoe laat het is.
- Mijn leraar vraagt zich af
Wat is geen wederkerend voornaamwoord?
A
me
B
haar
C
je
D
zich

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij toevallige wederkernde ww'en hoort het wederkerend vnw niet bij het WG. (Heb jij je vermaakt?) je is ....
A
pv
B
O
C
LV
D
MV

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een wederkerend werkwoord?
A
Een werkwoord dat steeds terugkomt
B
Een werkwoord dat je ook andersom kunt lezen
C
Een werkwoord waar een voltooid deelwoord bij hoort
D
Een werkwoord waar een vorm van zich bij hoort.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is ZICH WASSEN een 'toevallig' of 'verplicht' wederkerend werkwoord met wederkerend voornaamwoord?
A
verplicht
B
toevallig
C
geen van beide
D
kan allebei

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het toevallig wederkerend voornaamwoord hoort bij het ...
A
gezegde
B
lijdend voorwerp

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is BESCHEURDE ZICH een 'toevallig' of 'verplicht' wederkerend werkwoord met wederkerend voornaamwoord?
A
verplicht
B
toevallig
C
geen van beide
D
kan allebei

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herinneren heeft altijd een wederkerend voornaamwoord nodig.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een werkwoord verplicht wederkerend is, dan is het wederkerend voornaamwoord ...
A
Het lijdend voorwerp
B
Onderdeel van het werkwoordelijk gezegde

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit woord is het enige wederkerige voornaamwoord:
A
me
B
elkaar
C
zich
D
ons

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het voornaamwoord 'Ik'.

Ik vroeg me af wat jouw vader van je resultaten vindt.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het voornaamwoord 'me'.

Ik vroeg me af wat jouw vader van je resultaten vindt.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het voornaamwoord 'jouw'.

Ik vroeg me af wat jouw vader van je resultaten vindt.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het voornaamwoord 'je'.

Ik vroeg me af wat jouw vader van je resultaten vindt.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Aan de slag met de opdrachten van week 14.

H1 grammatica --> wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies