11-1 t/m 4: Bijwoorden en Cis Meijer

Welkom!

Ga zitten op je vaste plek.
Leg het boek op blz. 226
en begin alvast met het lezen van de groene theorie.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Ga zitten op je vaste plek.
Leg het boek op blz. 226
en begin alvast met het lezen van de groene theorie.

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Wat weet je nog over
- de bijwoordelijke bepaling
- de trappen van vergelijking?

Slide 2 - Tekstslide

Leadoel (blz. 226)
Aan het eind van deze les...

  • kun je  bijwoorden herkennen.

  • kun je onderscheid maken tussen bijwoorden en bijvoeglijk naamwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...

Slide 4 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord? 'Veel mensen dragen een zelfgemaakt shirt.'

Slide 5 - Open vraag

'Petten worden vaak gedragen tegen de zon.' Is 'vaak' een bijvoeglijk naamwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Bijwoord (BW)
Een bijwoord zegt meestal iets over
een ander woord:
  • Werkwoord (Anna hockeyt goed)
  • Bijvoeglijk naamwoord (Anna heeft een heel mooie hockeystick)
  • Ander bijwoord (Anna kan ook bijzonder snel rennen)

  • Een BW zegt nooit iets over een ZN (dan is het een BN)

Slide 7 - Tekstslide

Bijwoord (BW)
Een bijwoord kan van alles aangeven:
  • Tijd (gisteren, tegenwoordig, morgen)
  • Plaats (er, nergens, overal)
  • Zekerheid (vast, absoluut)
  • Ontkenning (niet, nooit)
  • Veel vraagwoorden zijn een bijwoord (hoe, waar, wanneer). 
  • Veel woorden die in hun eentje een zinsdeel kunnen vormen, zijn bijwoorden.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord?
A
Een bijwoord zegt iets over een zn en een bijvoeglijk naamwoord niet.
B
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zn en een bijwoord niet.
C
Er is geen verschil.
D
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een bijwoord.

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn de bijwoorden in deze zin?
Dat grappige filmpje heb ik niet vaak gezien.
A
niet, vaak
B
Dat, gezien
C
Er zitten geen bijwoorden in de zin.
D
grappige, ik

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn de bijwoorden in deze zin?
De leeuw rent heel snel naar zijn prooi.
A
rent, snel
B
snel, naar
C
Er zitten geen bijwoorden in de zin.
D
heel, snel

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn de bijwoorden in deze zin?
Hij eet langzaam zijn rijst op.
A
op
B
langzaam
C
Er zitten geen bijwoorden in de zin.
D
zijn

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn de bijwoorden in deze zin?
Wij lopen langzaam die kant op.
A
leeg
B
langzaam
C
Er zitten geen bijwoorden in de zin.
D
zijn

Slide 14 - Quizvraag

Maken/huiswerk
Blz. 226 en 227: 
opdracht 1, 2, 3, 5.

Slide 15 - Tekstslide

Dit gaat jullie zeker lukken!

Slide 16 - Tekstslide

Lesdoel
Gaat dit nu lukken?
  • Kun je bijwoorden herkennen?

  • Kun je onderscheid maken tussen bijwoorden en bijvoeglijk naamwoorden?

Slide 17 - Tekstslide

Afsluiting
Gaat dit nu lukken?
  • Kun je bijwoorden herkennen?

  • Kun je onderscheid maken tussen bijwoorden en bijvoeglijk naamwoorden?

Slide 18 - Tekstslide

Wij = pers. vnw.
houden = ww
er = niet geleerd.
heel = BW (over BW)
erg = BW (over WW)
van = VZ
om = VZ
tijdens = VZ
de = BLW
lange = BN
pauze = ZN
een  = OLW
rondje = ZN
door  = VZ
de = BLW
verlaten = BN
school  = ZN
te lopen = WW

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Nu: Cis Meijer!

Slide 21 - Tekstslide

WOENSDAG

Slide 22 - Tekstslide

Welkom!
Vandaag gaan we verder met het lezen van boekfragmenten.

Lesdoel:
Je maakt kennis met boeken van Cis Meijer.

Je bedenkt een originele vraag aan Cis Meijer.
(Je kunt een boek winnen!)

Slide 23 - Tekstslide

Kennismaken met boeken
Spreek met je maatje af welk fragment je gaat lezen. Kies allebei een andere.
Daarna lees je het aan elkaar voor.

Of: je leest samen twee fragmenten. Dan lees je om de beurt een alinea.

Slide 24 - Tekstslide

De vraag
Bedenk een originele vraag.
Deze schrijf je op.
Je zorgt dat je deze aanstaande vrijdag bij je hebt op papier en in je hoofd.

Je stuurt de vraag naar mij in Teams in de opdracht die ik heb aangemaakt.

Klaar? Nog meer fragmenten lezen of huiswerk voor volgende week maken.
Dat is: groene theorie blz. 258 heel goed bestuderen.

Slide 25 - Tekstslide