7-3 en 4: Bijwoorden en leesles

Welkom!

Neem het huiswerk van blz. 222 voor je: opdracht 2, 3, 4, 5.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Neem het huiswerk van blz. 222 voor je: opdracht 2, 3, 4, 5.

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Wat weet je nog over
- meewerkend voorwerp
- voorzetsels?

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel (blz. 226)
Aan het eind van deze les...

  • kun je  bijwoorden herkennen.

  • kun je onderscheid maken tussen bijwoorden en bijvoeglijk naamwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...

Slide 4 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord? 'Veel mensen dragen een zelfgemaakt shirt.'

Slide 5 - Open vraag

'Petten worden vaak gedragen tegen de zon.' Is 'vaak' een bijvoeglijk naamwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Bijwoord (BW)
Een bijwoord zegt meestal iets over
een ander woord:
  • Werkwoord (Anna hockeyt goed)
  • Bijvoeglijk naamwoord (Anna heeft een heel mooie hockeystick)
  • Ander bijwoord (Anna kan ook bijzonder snel rennen)

  • Een BW zegt nooit iets over een ZN (dan is het een BN)

Slide 7 - Tekstslide

Bijwoord (BW)
Een bijwoord kan van alles aangeven:
  • Tijd (gisteren, tegenwoordig, morgen)
  • Plaats (er, nergens, overal)
  • Zekerheid (vast, absoluut)
  • Ontkenning (niet, nooit)
  • Veel vraagwoorden zijn een bijwoord (hoe, waar, wanneer). 
  • Veel woorden die in hun eentje een zinsdeel kunnen vormen, zijn bijwoorden.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord?
A
Een bijwoord zegt iets over een zn en een bijvoeglijk naamwoord niet.
B
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zn en een bijwoord niet.
C
Er is geen verschil.
D
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een bijwoord.

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn de bijwoorden in deze zin?
Dat grappige filmpje heb ik niet vaak gezien.
A
niet, vaak
B
Dat, gezien
C
Er zitten geen bijwoorden in de zin.
D
grappige, ik

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn de bijwoorden in deze zin?
De leeuw rent heel snel naar zijn prooi.
A
rent, snel
B
snel, naar
C
Er zitten geen bijwoorden in de zin.
D
heel, snel

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn de bijwoorden in deze zin?
Hij eet langzaam zijn rijst op.
A
op
B
langzaam
C
Er zitten geen bijwoorden in de zin.
D
zijn

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn de bijwoorden in deze zin?
Wij lopen traag die kant op.
A
leeg
B
traag
C
Er zitten geen bijwoorden in de zin.
D
zijn

Slide 14 - Quizvraag

Maken/huiswerk
Blz. 226 en 227: 
opdracht 1, 2, 3, 5, 6.

Slide 15 - Tekstslide

Dit gaat jullie zeker lukken!

Slide 16 - Tekstslide

Afsluiting
Gaat dit nu lukken?
  • Kun je bijwoorden herkennen?

  • Kun je onderscheid maken tussen bijwoorden en bijvoeglijk naamwoorden?

Slide 17 - Tekstslide

Donderdag

Slide 18 - Tekstslide

Welkom!

Neem het huiswerk van blz. 226 voor je: opdracht 1, 2, 3, 5, 6.

Slide 19 - Tekstslide

Ontleed de zin
Wij houden er heel erg van om tijdens de lange pauze een rondje door de verlaten school te lopen.

Wij=
houden=
en zo verder....     Klaar: lezen.

Slide 20 - Tekstslide

Wij = pers. vnw.
houden = ww
er = niet geleerd.
heel = BW (over BW)
erg = BW (over WW)
van = VZ
om = VZ
tijdens = VZ
de = BLW
lange = BN
pauze = ZN
een  = OLW
rondje = ZN
door  = VZ
de = BLW
verlaten = BN
school  = ZN
te lopen = WW

Slide 21 - Tekstslide