Woordsoorten - bijwoorden

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag:
Bespreken huiswerk 
Afronden paragraaf 10
Start paragraaf 12: bijwoorden
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag:
Bespreken huiswerk 
Afronden paragraaf 10
Start paragraaf 12: bijwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Pak je huiswerk erbij
We bespreken de opdrachten klassikaal.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat bijwoorden zijn.

  • uitleggen en herkennen hoe je verschillende bijwoorden in een zin kunt vinden.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen 'snel' en 'snelle' op de volgende slide?

Slide 4 - Tekstslide

De marathonloper rent snel naar de finish.
De snelle marathonloper finisht.

Slide 5 - Tekstslide

De marathonloper rent snel naar de finish.
De snelle marathonloper finisht.
Snel zegt iets over het werkwoord 'rent.'  Het woord snel geeft aan hoe snel de marathonloper rent. 
Tekst
Snelle zegt iets over het zelfstandig naamwoord marathonloper.  

Slide 6 - Tekstslide

Bijwoord
Het bijwoord:

- vertelt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of over een ander bijwoord

- geeft een tijd aan

- geeft een plaats aan


Slide 7 - Tekstslide

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord
Hij typt snel een berichtje.

Max Verstappen kwam erg hard aanrijden.

Slide 8 - Tekstslide

Een bijwoord zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord.
Dat is een erg mooi boek!

Calvijn is een heel klein schooltje.




Slide 9 - Tekstslide

Een bijwoord zegt iets over een ander bijwoord.
Dat is een heel erg  mooi boek!

In mijn vrije tijd kijk ik onwijs veel series.

Slide 10 - Tekstslide

Een bijwoord geeft een tijd aan. 
Nu wil ik een koekje!

Het huiswerk van morgen is...

Slide 11 - Tekstslide

Een bijwoord geeft een plaats aan.
Daar is de nieuwe mediatheek.

Ergens in Nederland kun je een schat vinden.

Hij is hier geboren. 

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoord
De zon schijnt fel.
Bijvoeglijk naamwoord
Dat is een heel groene boom.
Ander bijwoord
In het kanaal zit heel erg koud water.
Tijd
's Middags ging Julia winkelen.
Plaats
Daar kun je heerlijk shoppen!

Slide 13 - Tekstslide

Benoem het bijwoord.
Hij vindt dit een heel mooie auto.
A
dit
B
heel
C
mooie
D
auto

Slide 14 - Quizvraag

Benoem het bijwoord.
Misschien kom ik naar het feest.
A
Misschien
B
ik
C
naar
D
feest

Slide 15 - Quizvraag

Benoem het bijwoord.
Ik heb dit weekend lang uitgeslapen.
A
weekend
B
lang
C
dit
D
uitgeslapen

Slide 16 - Quizvraag

Sleep het bijwoord uit de zin. 
bijwoord
Ze 
komt
hopelijk
naar
het
feest.

Slide 17 - Sleepvraag

Sleep de twee bijwoorden uit de zin. 
bijwoord
Hij 
krijgt
natuurlijk
altijd
de
schuld. 

Slide 18 - Sleepvraag

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het bijwoord in deze zin?

'Dat is een bijzonder grappig filmpje!'
A
bijzonder
B
een
C
dat
D
grappig

Slide 20 - Quizvraag

Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoord
Lidwoord
Voorzetsel
Persoonlijk voornaamwoord
Bijwoord
Wij
houden
er
heel
rondje
de
erg
tijdens
van
om
lange
pauze
een
door
de
verlaten
school
te lopen.

Slide 21 - Sleepvraag

Wij = persoonlijk voornaamwoord
houden = ww (PV)
er = niet geleerd.
heel = BW (over BW)
erg = BW (over WW)
van = VZ
om = VZ
tijdens = VZ
de = BLW
lange = BN
pauze = ZN
een  = OLW
rondje = ZN
door  = VZ
de = BLW
verlaten = BN
school  = ZN
te lopen = WW (inf)

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 226.

Slide 23 - Tekstslide