5.2 waar wil je werken? 3k

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Paragraaf 2

Hoofdstuk 5

5.2 Waar wil je werken:

Arbeidsmotieven

Arbeidsmotieven = redenen om te werken

• Geld verdienen
• Nuttig of zinvol bezig zijn
• Contacten met anderen
• Een baan geeft regelmaat aan je leven
• Je leert nieuwe dingen 

Geschoold of ongeschoold werk

• Voor geschoold werk heb je een beroepsopleiding nodig

• Voor ongeschoold werk heb je geen beroepsopleiding nodig

Productiesector

•  Primair sector 
• Secundaire sector
  
• Tertiaire sector
  
• Quartaire sector

1. Primaire sector: 

• Landbouw
• Visserij 
• Grondstoffen

2. Secundaire sector:

•  Fabrieken/industrie die goederen maken
• Bakker
• Meubelmaker
• Bouwvakker

3. Tertiaire sector:

• Commerciële bedrijven die diensten verlenen 
• Doel: winst maken
• Winkels, horeca en kapper

4. Quartaire sector: 

• Niet-commerciële dienstverleners 
• Doel: welzijn 
• Ziekenhuizen, onderwijs en defensie 

Arbeidsverdeling

• Arbeidsverdeling = iedereen doet zijn of haar eigen werk (taken)
• Kun jij een voorbeeld noemen van arbeidsverdeling op school?
• Waarom is arbeidsverdeling belangrijk?

Leidinggevend of uitvoerend werk

Leidinggevend werk

Bij leidinggevend werk vertel je andere mensen wat zij  moeten doen en ben je verantwoordelijk voor het resultaat.​ 

​

Uitvoerend werk

Bij uitvoerend werk krijg je opdrachten van je baas en die voer je uit.

​

zzp-er (een vorm van eenmanszaak)

ZZP = Zelfstandige zonder personeel

--> Iemand die zelfstandig werkt en heeft dus een eigen onderneming. 

--> Een zzp-er heeft geen personeel en betaalt inkomstenbelasting over de winst.

Een zzp’er heeft meestal een eenmanszaak.

 In  een eenmanszaak:

- Is één persoon de eigenaar

- Moet de eigenaar de schulden die het bedrijf heeft als hij failliet gaat met zijn eigen privégeld betalen. 

Aan de slag (huiswerk):

5.2

Opdracht 3 t/m 10

Wat niet af is, is huiswerk.