Bevolking & Ruimte - SO + opdracht

Bevolking en Ruimte
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bevolking en Ruimte

Slide 1 - Tekstslide

Hoe bereken je de bevolkingsgroei?
A
geboortecijfer-sterftecijfer
B
immigratie- emigratie
C
natuurlijke bevolkingsgroei- sociale bevolkingsgroei
D
natuurlijke bevolkingsgroei + sociale bevolkingsgroei

Slide 2 - Quizvraag

In een land worden 123.500 mensen geboren.
Er gaan 230.000 mensen dood.
In dat zelfde jaar immigreren er 55.300 mensen naar dit land.
Maar er emigreren ook 75.600 mensen.
Bereken de bevolkingsgroei/ krimp.

Slide 3 - Open vraag

In deze leeftijdsdiagram zie je ontgroening
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Vergrijzing
B
Vernieuwing
C
Vergroening
D
Verschraling

Slide 5 - Quizvraag

Sleep de juiste hotspot naar de juiste plek in de grafiek
In deze fase sterven er veel mensen: Er is weinig geld voor gezondheidszorg, voedsel, veilig drinkwater en hygiëne
In deze fase stijgt het gemiddeld inkomen van een land. Daardoor worden basisvoorzieningen beter. Zo wordt de gezondheidszorg beter, wordt er gezorgd voor veilig drinkwater en worden veel meer mensen gevaccineerd. Hierdoor daalt het sterftecijfer. 
Er is een groot verschil tussen het geboorte- en sterftecijfer. Het sterftecijfer is laag, terwijl het geboortecijfer hoog is. Omdat er veel meer mensen worden geboren dan er sterven, groeit de bevolking enorm.  
Het land ontwikkelt zich verder. Meiden gaan langer naar school, gaan vaker werken en trouwen later. Hierdoor krijgen ze later kinderen en daalt het geboortecijfer. 
Op een gegeven moment hebben rijke landen een laag geboorte- en een laag sterftecijfer. Omdat ze ongeveer even laag zijn, groeit de bevolking nauwelijks. Veel rijke landen (zoals Nederland) zitten in deze fase. 
In de 5e fase stijgt het sterftecijfer weer. Niet omdat het land arm wordt of er oorlog uitbreekt, maar omdat de bevolking zo oud is geworden dat deze groep mensen komt te overlijden. Landen als Duitsland en Rusland zijn in deze fase beland. 

Slide 6 - Sleepvraag

In welke fase van het transitiemodel zit Nederland momenteel?

Slide 7 - Open vraag

Waardoor is het westen van Nederland zo dichtbevolkt?

Slide 8 - Open vraag

Wat is suburbanisatie?
A
Trek van stad naar platteland
B
Trek Nederland naar buitenland
C
Trek van buitenland naar Nederland
D
Trek van platteland naar stad

Slide 9 - Quizvraag

Sleep de ontwikkeling naar de juiste periode 
Jaartallen van 1564 (links) tot 2019 (rechts)
Urbanisatie 
Suburbanisatie 
Re-urbanisatie

Slide 10 - Sleepvraag

Doordat de steden groeiden, groeiden omliggende gebieden vast aan de centrale stad. Hoe noemen dit gebied?
timer
0:25

Slide 11 - Open vraag

Stad
Agglomeratie
Stedelijk gebied
Suburbanisatie

Slide 12 - Sleepvraag

Geef een voorbeeld van een stedelijke zone in Nederland

Slide 13 - Open vraag

De H&M heeft een grotere drempelwaarde dan het Artis.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Welke voorziening heeft de grootste reikwijdte?
A
Supermarkt
B
Voetbalstadion
C
Middelbare school
D
Biosscoop

Slide 15 - Quizvraag

Groningen heeft het grootste verzorgingsgebied van Nederland, die komt door de lage bevolkingsdichtheid in het noorden van Nederland.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht
Je hebt nu heel veel informatie over de bevolking van Nederland.
Deze info ga je verwerken in de opdracht 'Nederland in 2050'

Schrijf voor jezelf op:
- Hoe ziet de bevolking van Nederland er nu uit? Hoeveel inwoners heeft Nederland? Groeit of krimpt de bevolking? In welke transitiefase zit Nederland? Welke culturele achtergronden overheersen? 
- Hoe ziet de Nederlandse bevolking er in 2050 uit? Beantwoord dezelfde vragen + waardoor is deze verandering veroorzaakt?
- Zorg dat je stukje tekst 10-15 regels lang is en zoek er een passende afbeelding bij.

Slide 17 - Tekstslide

Nakijken
Examenvragen

Wat: 'Bevolking en ruimte'
Hoe: klassikaal
Tijd: 10 minuten

 
Let op: deze vragen heb je nodig voor de toets 

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
NIETS!

Slide 19 - Tekstslide