metonymie

beeldspraak H2 (2022)
Na deze les weet je wat een metonymie is.
Je kunt de verschillen noemen tussen: vergelijking, personificatie, metafoor en metonymie
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

beeldspraak H2 (2022)
Na deze les weet je wat een metonymie is.
Je kunt de verschillen noemen tussen: vergelijking, personificatie, metafoor en metonymie

Slide 1 - Tekstslide

beeldspraak
vergelijking
metafoor
personificatie

Slide 2 - Tekstslide

Wat is personificatie?

Slide 3 - Open vraag

Waar herken je een vergelijking aan?

Slide 4 - Open vraag

Een metafoor
A
is figuurlijk
B
is letterlijk

Slide 5 - Quizvraag

Mischa en Renee lijken op elkaar als twee druppels water.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 6 - Quizvraag

Die zwijnenstal moet je eerst opruimen.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 7 - Quizvraag

Die kozijnen schreeuwen om een verfbeurt.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 8 - Quizvraag

metonymie
Bij een metonymie is er een bijzonder verband tussen het object [O] en het beeld [B]. 

Slide 9 - Tekstslide

Men bedoelt een voorwerp, maar men noemt het materiaal waarvan het voorwerp gemaakt is. 

voorbeeld:

We hebben een paar dagen lekker kunnen schaatsen maar ik heb mijn ijzers nu maar weer ingevet.

Slide 10 - Tekstslide

Je noemt een deel in plaats van het geheel 
voorbeeld;

Hij nam een bloemetje mee voor zijn vrouw (bedoeld wordt: een bosje bloemen).

Slide 11 - Tekstslide

Je noemt de plaats of de ruimte in plaats van de aanwezigen.

voorbeeld; 

De zaal gaf de zanger een lang applaus (bedoeld wordt: het publiek).

Slide 12 - Tekstslide

Men bedoelt de inhoud, maar men noemt het voorwerp.
voorbeeld

Zullen we nog een glaasje drinken?

Slide 13 - Tekstslide

Men bedoelt een voorwerp, maar men noemt de maker.
voorbeeld:

Het bezit een echte van Gogh

Slide 14 - Tekstslide

Voordat we met de bus vertrokken, moesten we eerst de neuzen nog even tellen
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 15 - Quizvraag

Na afloop van de voorstelling klapte de zaal.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 16 - Quizvraag

Toen we op de alpenweide lagen, hoorden we in de verte een beekje murmelen
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 17 - Quizvraag

Die stratenmaker heeft een paar handen als kolenschoppen
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 18 - Quizvraag

Tijdens de najaarsstorm stoeide de wind met de bladeren.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 19 - Quizvraag

De leraar zat tijdens het proefwerk mistig voor zich uit te kijken
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 20 - Quizvraag

Die kleuter zit in 5 vwo.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 21 - Quizvraag

Doe mij nog maar een bakkie.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 22 - Quizvraag

Geef aan (als dit voor jou van toepassing is)welke vorm van beeldspraak je nog lastig vindt.

Slide 23 - Open vraag