Je bent vanmorgen in de trein een schoen kwijtgeraakt. Schrijf een e-mail naar de afdeling ‘gevonden voorwerpen’ van de NS. Beschrijf daarin je schoen en informeer of deze gevonden is.
Slide 4 - Tekstslide
Van wie is de schoen?
Slide 5 - Tekstslide
Zakelijke brief/mail
Als je een boodschap aan een persoon of instantie moet overbrengen
Informatie vragen of geven, een klacht uiten of een verzoek doen
Formeel taalgebruik
Per post of e-mail
Slide 6 - Tekstslide
Informeel
(vrienden, familie etc.)
Schatje
Lieve
Yo coach
Thnxs
Groetjes, see you
Formeel
Instanties
Geachte
Beste
Gebruik u / uw i.p.v. je of jullie
Dank u wel
Met vriendelijke groet
Slide 7 - Tekstslide
Voorbereiding
Aan wie schrijf je de brief? Bedenk wat de ontvanger al weet over de situatie.
Wat wil je bereiken met de brief? Bedenk wat het doel is van je brief: wat verwacht je van de persoon of instantie aan wie je de brief schrijft?
Welke informatie moet je geven om je doel te bereiken? Bedenk welke informatie jij de ontvanger moet geven om je doel te bereiken.
Slide 8 - Tekstslide
Opbouw
Inleiding: je beschrijft de aanleiding van of de reden voor de brief.
Middenstuk: je licht de situatie toe. Denk aan de punten die je hebt opgeschreven tijdens de voorbereiding. Je werkt die punten uit en zet ze in een logische volgorde, zodat de informatie goed op elkaar aansluit.
Slot: je maakt duidelijk wat je van de ontvanger wilt.
Slotzin: je bedankt de ontvanger, je schrijft dat je een reactie verwacht of dat je hoopt dat je voldoende informatie hebt gegeven.