th1A 29/9 - blokuur

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom!

Mobiel opbergen in de telefoontas!

Ga lekker zitten!

Agenda 

• Inloop - 5 min
• Even wat anders....Pictionary-toernooi! - 25 min
• Aan de slag!  - 15 min
• Afronding les - 5 min

Agenda tweede uur

• Inloop - 5 min
• Introductie §2 - Onderwerp - 5 min
• Aan de slag! - 10 min
• Oorlogswinter kijken - 25 min
• Afronding les

Jeugdjournaal!

Herhaling theorie

Denk een minuutje na over onderstaande vragen: ik kies zo meerdere mensen uit om de antwoorden te bespreken.

• Wat zijn 'woordraadstrategieën'?
• Hoe vind ik het onderwerp van een tekst?
• En hoe weet ik wat de hoofdgedachte is?

Sprint - Zelfstandig werken

We gaan zelfstandig werken. Dat betekent:

• In stilte & volledige focus
  
• Na 10 minuten bespreken we klassikaal een opdracht.

De weektaak: 

• Opdracht 1 (blz. 10 + blz. 11)
• Opdracht 3 t/m opdracht 6 (blz. 12 t/m blz. 15)

Bespreken

Pak het boek erbij en sla open op bladzijde 12 en 13

We bespreken kort opdracht 3.1 t/m 3.5 

Samenwerken

Ga verder met de weektaak

• Je mag overleggen (in tweetallen)
• Denk er aan! Hoe meer je doet in de les, des te minder huiswerk je hebt. 

De weektaak:

• Opdracht 1 (blz. 10 + blz. 11)
  
• Opdracht 3 t/m opdracht 6 (blz. 12 t/m blz. 15)

Agenda tweede uur

• Inloop - 5 min
• Gezamenlijke opdracht: tekst schrijven
• Oorlogswinter kijken

Gezamenlijke opdracht

• Je gaat, in tweetallen, een tekst schrijven van 150 woorden. In deze tekst moeten jullie ten minste drie moeilijke woorden verwerken. Deze woorden moeten voorkomen in de teksten van paragraaf 1.
• Kies als onderwerp uit: 

- Een fietshelm moet wel of niet verplicht zijn voor jongeren tot vijftien jaar

- Een fietshelm moet wel of niet verplicht zijn voor oude mensen

- Een bijzondere ervaring tijdens je vakantie. 

• Jullie krijgen 25 minuten de tijd om de tekst te schrijven. 
• Daarna laat je een ander tweetal jullie tekst lezen. Zij gaan moeilijke woorden in de tekst markeren en zoeken de betekenis op in jullie tekst. 

Afronding

Reflectie:

Wat ging goed?

Wat kon er beter?