"Thomas werkt in een bouwmarkt. Hij is net bezig met het schoonmaken van een gangpad als er een klant naar hem toe komt en de volgende vraag stelt: Mag ik je iets vragen. ik ben op zoek naar bloempotten, waar staan deze?"
A
Dat weet ik niet, dat moet u even aan mijn collega vragen.
B
Jazeker, de bloempotten staan aan de andere kant van de winkel.
C
Natuurlijk, loopt u maar mee. Dan zal ik u laten zien waar de bloempotten staan.