MTH, leerjaar 1, blok 4, les 4, injecteren, s.c.

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Medisch technisch handelenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

MTH, blok 4, les 4
Onderdelen van de les:
  • Terugblik naar les 3
  • Subcutaan injecteren

Slide 2 - Tekstslide

Een intramusculaire injectie mag altijd door een doktersassistent worden gegeven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Benoem 3 plaatsen van het lichaam waar een i.m. injectie kan worden gegeven.

Slide 4 - Open vraag

Benoem 2 technieken om een injectie in de spier te geven.

Slide 5 - Open vraag

intracutane injectie

subcutane injectie

Slide 6 - Tekstslide

Subcutane injectie
Een subcutane injectie geef je in het onderhuids vetweefsel, de subcutis

De subcutis bevindt zich onder de huid en bestaat uit losmazig bindweefsel. 
De meerderheid van deze bindweefselcellen ontwikkelt zich tot vetcellen.

Slide 7 - Tekstslide

Na een subcutane injectie wordt het geneesmiddel voornamelijk opgenomen door de bloedvaatjes in het vetweefsel. 

Voorbeelden van geneesmiddelen die subcutaan worden gegeven zijn heparine en insuline.

Er zijn geen specifieke contra-indicaties voor het toedienen van een subcutane injectie.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het doel van het injecteren van Heparine?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het doel van het injecteren van insuline?

Slide 10 - Open vraag

Leg uit wat contra indicatie betekent en geef een voorbeeld.

Slide 11 - Open vraag

Indicaties voor subcutaan injecteren zijn:
  • Het medicijn kan niet via het maag-darmkanaal worden opgenomen;
  • Het medicijn wordt goed opgenomen via de haarvaten of lymfevaten in het onderhuidse bindweefstel;
  • Er is een constante bloedspiegel nodig van het medicijn.

Slide 12 - Tekstslide

Een reden om een subcutane injectie te geven is:
A
Het medicijn moet snel worden opgenomen
B
Het medicijn kan niet enteraal worden opgenomen
C
Beide antwoorden zijn juist
D
Geen van beide antwoorden zijn juist

Slide 13 - Quizvraag

Geschikte injectiegebieden.
  • De boven/buitenkant van het bovenbeen (handbreedte boven de knie vrijlaten);
  • Het gebied naast en onder de navel (houd minimaal 2 cm afstand van de navel);
  • De billen (bovenste buitenste deel);
  • De boven/buitenkant van de bovenarm.

Slide 14 - Tekstslide

injectiegebieden s.c.

Slide 15 - Tekstslide

De bovenbenen
Bij de bovenbenen kan er gespoten worden in het middelste gedeelte van de benen aan de buitenkant. 

De binnenkant van het been is te gevoelig en er lopen grotere bloedvaten vlak onder de huid. 

Daarom is het niet verstandig om hier te spuiten.

Slide 16 - Tekstslide

De buik
De buik is ook een goede plek om te spuiten. 
Als er in de buik wordt gespoten, is het verstandig om altijd een plooi tussen de duim en wijsvinger op te nemen. 
Rond de navel moet niet worden gespoten omdat in dit gebied vrij veel zenuwen en bloedvaten lopen waardoor het injecteren pijnlijker kan zijn. Houd daarom altijd drie vingers afstand rond de navel. 
Verder kan de buik vanaf ongeveer het middel tot onder de navel worden gebruikt.

Slide 17 - Tekstslide

De armen
In de armen kan aan de buitenkant van de bovenarmen worden gespoten. 
In de armen is het onderhuidse vetweefsel niet zo dik. 

Hier hoeft geen huidplooi genomen te worden. 
Een juiste keuze van de naaldlengte is dan wel belangrijk. 

Wissel van prikplaats, prik niet in een blauwe plek, wond, zweer of andere onregelmatigheid.

Slide 18 - Tekstslide

Waarom mag er niet in de binnenkant van de bovenbenen worden geïnjecteerd?

Slide 19 - Open vraag

Technieken om s.c. te injecteren.
Er zijn 2 technieken voor injecteren in het onderhuidse bindweefsel:
  • De loodrechttechniek; met en zonder huidplooi.
  • De huidplooitechniek; hoek van 45 graden.
Als de subcutane injectietechniek goed is uitgevoerd, ligt de naald los in het onderhuidse bindweefsel. De spuit kan soepel heen en weer bewogen worden.

Slide 20 - Tekstslide

De loodrechttechniek
De loodrechttechniek wordt het vaakst toegepast en heeft de voorkeur, omdat deze techniek eenvoudig is. 
Breng de naald loodrecht door het huidoppervlak (door de opperhuid en de lederhuid) in.
Afhankelijk van de dikte van de huid van de cliënt en de naaldlengte kan dit zowel met als zonder opnemen van een huidplooi. 

Neem bij cliënten met een dunne onderhuidse bindweefsellaag een huidplooi op. 

Slide 21 - Tekstslide

Loodrecht zonder huidplooi
Loodrecht met huidplooi

Slide 22 - Tekstslide

Tips loodrecht huidplooi techniek

Slide 23 - Tekstslide

De huidplooitechniek.
De huidplooi wordt opgenomen met 2 of 3 vingers; bij het opnemen van een huidplooi met 5 vingers wordt vaak spierweefsel meegenomen en is de huidplooi te dik. 

De naald wordt onder een hoek van 45 à 60 graden halverwege tussen het hoogste en laagste punt van de huidplooi
ingebracht.

Slide 24 - Tekstslide

De huidplooitechniek

Slide 25 - Tekstslide

Hoe controleer je of je met de naald in het onderhuidbindweefsel zit?

Slide 26 - Open vraag

Specifieke aandachtspunten.

  • Na het subcutaan injecteren van insuline of bloedverdunners mag niet worden gemasseerd. Het masseren beïnvloedt de insulineopname en vergroot het risico op hematomen. 
  • Voor het toedienen van een subcutane injectie moet je de juiste injectieplaats bepalen, aangezien de plaats de opnamesnelheid van medicijnen kan beïnvloeden.

Slide 27 - Tekstslide

  • Daarnaast is de opname van de medicijnen afhankelijk van de injectietechniek, de spierpompwerking, temperatuursveranderingen, roken en spuitdefecten.
  • Bij veelvuldige injecties moet de injectie minimaal 1 cm van de vorige injectieplaats verwijderd zijn. Op deze manier voorkom je huidbeschadigingen.

Slide 28 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om bij een s.c. injectie de juiste plaats te bepalen?

Slide 29 - Open vraag

De opname van medicijnen is afhankelijk van:
A
Roken
B
De injectietechniek
C
De spierpompwerking
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 30 - Quizvraag

Mogelijke complicaties bij een subcutane injectie zijn:
  • Abcesvorming.
  • Weefselnecrose: dit kan het gevolg zijn van een slechte opname van een geneesmiddel of een verkeerde toedieningswijze. Je kunt weefselnecrose voorkomen door medicijnen op te lossen volgens de richtlijnen. Daarnaast is het van belang dat je een goede injectieplaats kiest.
  • Allergische reactie op het geneesmiddel.

Slide 31 - Tekstslide