XKA 4.4: Het verteringsstelsel M4 2022

Welkom!
  • Fijn dat jullie er allemaal zijn!

  • Leg vast je boeken, schrift en laptop op tafel.

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
  • Fijn dat jullie er allemaal zijn!

  • Leg vast je boeken, schrift en laptop op tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Thema 4: Voeding en vertering

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Start van de les
  • Uitles §4.4
  • LessonUp vragen
  • Opdrachten maken
  • Pauze
  • Opdrachten maken

Slide 3 - Tekstslide

Wat is gezonder voor de mens, verzadigde vetten of onverzadigde vetten?
A
Verzadigde vetten
B
Onverzadigde vetten

Slide 4 - Quizvraag

In welk vak van de
schijf van vijf
zit veel zetmeel?
A
Blauw
B
Groen
C
Oranje
D
Rose en Geel

Slide 5 - Quizvraag

Welke factor heeft GEEN invloed op je energiebehoefte?
A
Leeftijd
B
Lichaamsgrootte
C
Eetpatroon
D
Geslacht

Slide 6 - Quizvraag

Is de energiebehoefte groter in de winter of in de zomer?
A
In de winter
B
In de zomer

Slide 7 - Quizvraag

Jan heeft een vreetbui en na het eten braakt hij.
Welke eetstoornis is dit?
A
Anorexia
B
Boulimia
C
Binge eating disorder
D
Anorexia & binge eating disorder

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Basisstof 4: het verteringsstelsel

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen Voeding en vertering

Je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij de voedselproductie en voedselbederf.
Je kunt de werking van enzymen beschrijven.
Je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd.
Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezels in voedingsmiddelen noemen.
Je kunt zes groepen voedingsstoffen met hun functies en kenmerken noemen.
Je kan uitleggen hoe je glucose en zetmeel kan aantonen
Je kunt met behulp van de schijf van vijf adviezen voor een gezonde leefstijl geven.
Je kunt omschrijven wat vertering is en de functie van verteringssappen en enzymen hierbij aangeven.
Je kunt de delen van het verteringsstelsel noemen met hun functies en kenmerken.
Je kunt de verteringssappen noemen met hun functies.
Je kunt de delen van een tand of kies benoemen met hun kenmerken.
Je kunt bij zoogdieren het verband aangeven tussen de voedselkeuze, de lengte van het darmkanaal en de kenmerken en functies van de tanden en kiezen.
Je kunt omschrijven wat tandplank en tanderosie is.






Slide 11 - Tekstslide

Opdracht
Zet de organen van het verteringsstelsel op volgorde van begin bij de mond:
1. Mond
2. 
3. 
4.
5.
6.
7.
8.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht
Zet de organen van het verteringsstelsel op volgorde van begin bij de mond:
  1. Mond
  2. Slokdarm
  3. Maag
  4. Twaalfvingerige darm
  5. Dunne 
  6. Dikke darm
  7. Endeldarm
  8. Anus

Slide 13 - Tekstslide

Darmkanaal
  • Sommige voedingstoffen kunnen door de wand van het darmkanaal heen
  • Deze voedingstoffen hoeven niet verteerd te worden
  • Dit zijn glucose, mineralen, vitaminen en water

Slide 14 - Tekstslide

Vertering
  • Eiwitten, vetten en de meeste koolhydraten (zetmeel)
  • Vertering -> het afbreken van voedingsstoffen die niet door de darmwand heen kunnen in verteringsproducten

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 30
Beantwoord de 4 vragen en maak de tekening op blz. 29 
Met potlood tekenen!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Verteringsklieren
Verteringsklieren maken verteringssappen met verschillende enzymen:
  • Speekselklieren -> speeksel
  • Maagsapklieren -> maagsap
  • (Lever -> gal) Let op! Gal is geen vertering sap, gal emulgeert vetten!
  • Alvleesklier -> alvleessap
  • Darmsapklieren -> darmsap

  • Onverteerde voedselresten verlaten het lichaam via de anus.

Slide 18 - Tekstslide

Darmperistaltiek

Slide 19 - Tekstslide

Darmperistaltiek
  •  Kringspier en lengtespier
  • Voedsel wordt voortgeduwd, gekneed en gemengd met verteringssappen
  • Voedingsvezels prikkelen de spieren in de wand 

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, mondholte, maag

Slide 21 - Quizvraag

MAAG
LEVER
DUNNE DARM
DIKKE 
DARM
TWAALF
VINGERIGE 
DARM
SPEEKSEL

-productie zoutzuur
-enzym verteerd eiwit voor een deel
-Groot oppervlak
-enzymen verteren eiwitten & koolhydraten
-opname voedingsstoffen in het bloed
Maakt gal wat vetten kleiner maakt
Bevat enzym wat zetmeel verteerd
-onttrekt water uit voedselbrij
-opname water in bloed
Hier mengen gal & alvleessap met de voedselbrij

Slide 22 - Sleepvraag

Wat is de functie van peristaltiek?
A
Het kneden van verteringssappen en de voedselbrij
B
Het voortduwen van de voedselbrij
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 23 - Quizvraag

Welke spieren zijn betrokken bij de peristaltiek?
A
Lengtespieren
B
Kringspieren
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 24 - Quizvraag



De peristaltische bewegingen
vinden plaats in .......
kies het beste antwoord

A
de mond, de dikke darm
B
de darmen, de maag en de slokdarm
C
de maag en de slokdarm
D
de mond en de maag

Slide 25 - Quizvraag

Welk orgaan doet NIET aan peristaltiek?
A
maag
B
slokdarm
C
dunne darm
D
lever

Slide 26 - Quizvraag

In de afbeelding is de peristaltiek in een deel van het darmkanaal schematisch getekend.
Zijn op plaats 1 de kringspieren in de wand van het darmkanaal ontspannen of samengetrokken? En hoe zit
het op die plaats met de lengtespieren?
A
De kringspieren en de lengtespieren zijn allebei ontspannen.
B
De kringspieren zijn ontspannen en de lengtespieren zijn samengetrokken.
C
De kringspieren zijn samengetrokken en de lengtespieren zijn ontspannen.
D
De kringspieren en de lengtespieren zijn allebei samengetrokken.

Slide 27 - Quizvraag

Welke voedingsstoffen moeten worden verteerd?
A
Vitaminen, eiwitten, koolhydraten
B
Vetten, koolhydraten, mineralen
C
Eiwitten, vetten, koolhydraten
D
Koolhydraten, vitamine, mineralen

Slide 28 - Quizvraag

Slokdarm
Lever
Dikke darm
Galblaas
Maag
Alvleesklier
Dunne darm
Endeldarm
Blinde darm

Slide 29 - Sleepvraag

Slide 30 - Video

Opdrachten maken
Als je het volgende af hebt, mag je naar huis:
  • §4.3: opdr. 1-
  • §4.4: opdr. 1-
  • Test jezelf van §4.3 én §4.4

Slide 31 - Tekstslide