Noteer in je schrift drie boeken die je wel zou willen lezen en zoek uit of je deze op school kan lenen (tijdens een pauze) of bij de bibliotheek.
Noteer jouw drie keuzes ook in de lijst op teams. De lijst vind je via bestanden (periode 3 fictie leesboekenlijst)
Slide 4 - Tekstslide
Aan het eind van de les kun je:
punten, uitroeptekens en vraagtekens gebruiken;
komma's en dubbele punten gebruiken;
hoofdletters gebruiken, ook in namen en woorden die van namen zijn gemaakt;
Eerst: wat weet je al?
Slide 5 - Tekstslide
Hoofdletters
Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt, een vraagteken of een uitroepteken.
Hoofdletters
aan het begin van een zin: Het feest duurt tot tien uur.
als de zin met 's begint, verschuift de hoofdletter: 's Middags eet ik brood.
bij namen: Stan Mol, Jan Ligthartstraat, Kampen, Volvo, Kerstmis, Nike
bij woorden die van namen zijn gemaakt: Oost-Europese, Chinese
Let op! Namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken krijgen geen hoofdletter.
Slide 6 - Tekstslide
Hoofdletters
Geen hoofdletters
anneke
docent
de jongen
maandag
rotterdam
januari
ijssel
klaslokaal
bolle harrie
apeldoorn
Slide 7 - Sleepvraag
Leestekens
Komma
tussen twee persoonsvormen
tussen de delen van een opsomming
na een naam of een uitroep aan het begin van een zin
voor voegwoorden, zoals maar, want, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, zodat, zodra
Dubbele punt: laat zien dat je iets aankondigt of opsomt.
Citaat: iemands woorden letterlijk weergeven. Je gebruikt hiervoor (soms) een dubbele punt en aanhalingstekens: Jan vroeg: 'Kom je morgen bij mij langs?'
Slide 8 - Tekstslide
Welk leesteken mist er in de zin?
Als je dat wilt moet je dat doen.
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken
Slide 9 - Quizvraag
Voor welk woord komt de komma?
Ga eens aan het werk Emma.
Slide 10 - Open vraag
Voor het woordje 'en' komt ........ komma.
A
geen
B
een
Slide 11 - Quizvraag
Voor welk woord komt de komma?
Hij is ziek want hij heeft koorts.
Slide 12 - Open vraag
Aanhalingstekens gebruik je als je iets letterlijk opschrijft.
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Plaats de aanhalingstekens op de juiste plek in de zin:
Fiets je mee? , vroeg Dieke aan Cas.
timer
1:00
Slide 14 - Open vraag
Aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 5 van Taalverzorging - Spelling: Hoofdletters en leestekens uit het boek! Blz. 59
Klaar? Verder met boeken uitzoeken, reserveren bij de bibliotheek, of: Nieuwsbegrip, tekst van vorige week (over de oorlog).
Slide 15 - Tekstslide
Ik kan......
punten, uitroeptekens en vraagtekens gebruiken;
komma's en dubbele punten gebruiken;
hoofdletters gebruiken, ook in namen en woorden die van namen zijn gemaakt.
Slide 16 - Tekstslide
Huiswerk voor woensdag 16-3
Taalverzorging - Spelling: Hoofdletters en leestekens