4 havo - H12 - nauwkeurig formuleren

4 havo - 23 oktober 
  • Even herhalen: H10 stijl 
  • instructie H11 begrijpelijk formuleren
  • cursus spelling
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

4 havo - 23 oktober 
  • Even herhalen: H10 stijl 
  • instructie H11 begrijpelijk formuleren
  • cursus spelling

Slide 1 - Tekstslide

Begrijpelijk formuleren
  • Zinslengte: niet te lang; 
  • Kern bij elkaar: onderwerp en gezegde; 
  • Tangconstructie: uitleg tussen woorden die bij elkaar horen; 
  • Gebruik liever actieve zinnen geen passieve; 
  • Gebruik, als het kan,  geen ingewikkelde woorden; 
  • Gebruik geen naamwoordstijl.

Slide 2 - Tekstslide

begrijpelijk formuleren
zinslengte:
Zinnen die uit 10 tot 15 woorden bestaan zijn door de meeste mensen goed te volgen.

Slide 3 - Tekstslide

Lijdende vorm 
Lijdende vorm 
Zinnen kunnen in de bedrijvende en lijdende vorm staan. In een bedrijvende zin voert het onderwerp de handeling uit. In een lijdende zin ondergaat het ondewerp de handeling. 

Zinnen in de lijdende vorm zijn minder direct. De bedrijvende vorm heeft vaak de voorkeur. 

Slide 4 - Tekstslide

Lijdende vorm
Wanneer gebruik je de lijdende vorm?
1. Als je handelende persoon niet kent of als het voor de hand ligt wie de handelende persoon is. 
2. Als je de handelende persoon niet wil noemen.
3. Als je voor afwisseling wil zorgen. 

Een tekst bestaat uit beide vormen. Wissel lijdende en bedrijvende zinnen af, zodat je tekst prettig leest. Het voelt persoonlijker, dan als je alleen lijdende vormen gebruikt. 

Slide 5 - Tekstslide

Lijdende vorm 
Fout: Morgen wordt de naam van de winnaar bekendgemaakt door de minister.

Goed: De minister maakt morgen de naam van de winnaar bekend.

Slide 6 - Tekstslide

Lijdende vorm

De auto werd in de garage gerepareerd  (door de nieuwe automonteur).

De nieuwe automonteur repareerde de auto in de garage.
Actieve zinnen maken de tekst levendiger, directer, prettiger!

Slide 7 - Tekstslide

Kern bij elkaar
Zorg dat de kern van de zin bij elkaar staat.
Kern: onderwerp en gezegde

Slide 8 - Tekstslide

tangconstructies 
Als je tussen twee woorden die bij elkaar horen veel andere informatie plaatst, dan noem je dat een tangconstructie. 


Slide 9 - Tekstslide

tangconstructie
Tips:
  • kijk welke delen bij elkaar horen;
  • Maak meerdere zinnen van een zin met een tangconstructie.





Slide 10 - Tekstslide

Tangconstructie
Hoe kunnen we deze tangconstructie oplossen?

In de Brusselse dierentuin wordt de om zijn knuffelbare uiterlijk en vertederende gromgeluiden zo populaire reuzenpanda gewassen.


Slide 11 - Tekstslide

Tangconstructie
Door de zin in stukken op te breken kun je de tangconstructie vaak oplossen. 

In de Brusselse dierentuin wordt de panda gewassen. Het dier is zeer populair vanwege zijn knuffelbare uiterlijk en vertederende gromgeluiden.


Slide 12 - Tekstslide


  • De hond, die een hele mooie vacht had maar die nu heel vies was omdat hij in de sloot sprong, lag op zijn bot te kauwen.

  • De hond lag op zijn bot te kauwen. Hij heeft een hele mooie vacht, maar die is nu vies omdat hij in de sloot is gesprongen.

Slide 13 - Tekstslide

Vermijd de naamwoordstijl
Bij de naamwoordstijl maak je van een werkwoord een zelfstandig naamwoord, met een lidwoord ervoor. 

Bijvoorbeeld: Het lezen van boeken is een gewoonte die veel scholieren achterwege laten. 

Beter is: Veel scholieren lezen geen boeken meer. 

Slide 14 - Tekstslide

Naamwoordstijl
Fout: Volgend jaar zal er een uitbreiding van de fabriek plaatsvinden.

Goed: De fabriek zal volgend jaar worden uitgebreid.

Zijn er zelfstandig naamwoorden die een werkwoord zijn? Pas die dan aan!

Slide 15 - Tekstslide

Naamwoordstijl
Ook hier weer: maak het jezelf niet te moeilijk. Gebruik het niet als het niet nodig is.
NIET:  Het veelvuldig drinken van energiedrankjes leidt tot nervositeit en slaapgebrek

WEL: Als je te veel energiedrankjes drinkt, dan leidt dit tot nervositeit en slaapgebrek. 

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 17 - Tekstslide

opdracht 5a blz. 71

Slide 18 - Open vraag

opdracht 5 b

Slide 19 - Open vraag

opdracht 5c

Slide 20 - Open vraag

opdracht 5d

Slide 21 - Open vraag

H12 nauwkeurig formuleren
Nauwkeurig formuleren moet.
Als je dit niet doet, blijft je lezer altijd met vragen zitten.

Hij lag op haar schoot en viel in slaap.

Slide 22 - Tekstslide

Hij lag op haar, schoot, en viel in slaap.

Slide 23 - Tekstslide

'Schiet op jongens!'
'Schiet op, jongens!'

Slide 24 - Tekstslide

Ik hou van honden eten en Netflix kijken.
Ik hou van honden, eten en Netflix kijken.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Schrijven is als praten met iemand die er niet is.
Beantwoord daarom altijd de volgende vragen wanneer je iets geschreven hebt:
Wie?
Wat?
Waar?
Waarom? Wanneer? Hoe?

Slide 27 - Tekstslide

Wanneer je nauwkeurig wilt formuleren moet je het volgende niet  gebruiken:
  • lege woorden 
  • dubbelzinnigheid
  • ingebouwde beperking 
  • onjuiste verwijzingen

Slide 28 - Tekstslide

lege woorden
vage woorden zonder specifieke betekenis
  •  vaak, jarenlang, allerlei, behoorlijk, ding etc. (blz. 77 handboek)

Slide 29 - Tekstslide

dubbelzinnigheid
Woorden met meerdere betekenissen: homoniemen

Wanneer je gebruik maakt van homoniemen, zorg dan dat duidelijk is welke betekenis je bedoelt.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Tieners lopen weg uit instelling, allen terecht.
Algemeen Dagblad 14-12-14


Verdachte pakketjes gevonden naast bank.

Slide 33 - Tekstslide

onjuiste verwijzingen
Kies je verwijswoorden zorgvuldig.

  • Minister Slob keek kort naar zijn woordvoerder. Hij antwoordde dat de feiten nog niet bekend waren.
  • Engelse onderzoekers vonden zes nieuwe soorten wormen in een zoutwatermeer, waar deze onder zware omstandigheden hun werk deden.



Slide 34 - Tekstslide

Wat is onjuist?
Als Europeaan heb ik over 'onze' Europese hoofdstad wel een mening. En die schiet als zodanig ernstig tekort.

Slide 35 - Tekstslide

aan de slag
maak opdracht 6,7 en 8 op blz. 75 in je oefenboek

Slide 36 - Tekstslide

H11 Begrijpelijk formuleren (blz. 74)

Je leert hoe je begrijpelijk formuleert door zinslengte, zinsbouw en woordgebruik af te stemmen op je lezer.

Slide 37 - Tekstslide

Begrijpelijk formuleren:

- zinslengte: niet te lang
- kern bij elkaar, belangrijke info eerst
- tangconstructie vermijden
- lijdende vorm vermijden
- woorden: niet te lang en niet te moeilijk
- naamwoordstijl vermijden

Slide 38 - Tekstslide

Het bereiken van een groot publiek is belangrijk.
A
Tangconstructie
B
Naamwoordstijl
C
lijdende vorm

Slide 39 - Quizvraag

De raad kan voor een wethouder die voor langere tijd met verlof gaat, een vervanger benoemen.

A
Tangconstructie
B
Naamwoordstijl
C
lijdende vorm

Slide 40 - Quizvraag

De niet aan het RIVM verbonden, bekende viroloog Ab Osterhaus is een expert op het gebied van corona.
A
Tangconstructie
B
Naamwoordstijl
C
lijdende vorm

Slide 41 - Quizvraag

De tuin wordt door Vita prachtig beschreven.
A
Tangconstructie
B
Naamwoordstijl
C
lijdende vorm

Slide 42 - Quizvraag