Antwoorden opdracht 10 op bladzijde 253/254
1 pvvt: ontvoerden, bn: bezette, pvvt: had, vd: gewaagd.
2 pvtt: kunnen, inf: genieten, bn: gerenoveerde
3 pvvt: floot, pvvt: spitste, pvvt: draafde, od: kwispelend
4 pvtt: houdt
5 gw: kneed
6 pvtt: strompelt, bn: gekneusde, od: aarzelend
7 pvvt: durfde, inf: rijden
8 pvtt: wordt, vd: gemoderniseerd, vd: opgeknapt
9 pvtt: gebeurt, bn: afgedankte
10 pvtt: cirkelt, bn: ontsnapte, pvvt: vluchtte