In tegenstelling tot andere landen hadden de (rijke) burgers in de Republiek veel meer macht en invloed dan de adel.
Veel van deze burgers waren enorm rijk geworden door de handel (in de steden).
Deze groep rijke burgers noem je regenten.
Bijna alle belangrijke banen waren in handen van de regenten.
Slide 3 - Tekstslide
De Staten-Generaal
Elk van de zeven gewesten had een eigen bestuur: de gewestelijke staten.
Zij namen vooral beslissingen die hun eigen gewest aangingen.
Beslissingen die voor de hele Republiek belangrijk waren, werden genomen in de Staten-Generaal: de vergadering van alle gewestelijke staten bij elkaar.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
L'État, c'est Moi
In Frankrijk had de koning onbeperkte macht. Dit noem je absolutisme.
De koning mag alles beslissen, hoef met iemand te overleggen en hoeft niks te verklaren.
De koning heeft de macht van God gekregen. Zo hoeft dus ook niemand aan de koning te twijfelen...
Lodewijk XIV was een Franse koning met asolute macht.
Slide 9 - Tekstslide
De Zonnekoning
Lodewijk XIV (de 14e) (1638-1715) was één van de machtigste koningen van Frankrijk.
Hij gad zichzelf de bijnaam de Zonnekoning.
Zoals de planeten rond de ron draaien, zo draaide alles in het paleis om hem.