Woordenschat Disk 03 A1, A2, B1 Bellen en mailen

Disk 3 Bellen en mailen
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Disk 3 Bellen en mailen

Slide 1 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: woordenlijst bespreken
Doelen​ 
1) Je kunt vragen stellen over de woorden die je niet begrijpt.​ 2) Je kunt zo nodig een vraagteken (?) schrijven​ voor één of meer woorden die je nog moeilijk vindt.​ Je kunt dan op die woorden letten tijdens het maken van de oefeningen. 
3) Je kunt een uitroepteken (!) schrijven voor een​ woord dat je de komende tijd wilt gebruiken tijdens het spreken.​

Slide 2 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: elkaar woorden uit de woordenlijst overhoren
Doelen​  1) Je kunt het woord noemen als je de betekenis, het synoniem,
de tegenstelling of de zin hoort.​
2) Je kunt de betekenis noemen als je het woord hoort.​
Wie: tweetallen. Nodig: 1 woordenlijst. Hulp: geen. Tijd: __ minuten.
Woorden
de maatregel - de toestemming - onbekend - afwezig - opbellen - streng - het verlof - de voorwaarde - de handtekening - de beslissing - ondertekenen

Slide 3 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: quizvragen over de woorden uit de woordenlijst beantwoorden
Doel  Je kunt quizvragen over de woorden beantwoorden.
Werkwijze  Alle leerlingen staan. De docent geeft het doel aan. De docent stelt een vraag. De docent zegt de naam van een leerling. Als de leerling het antwoord weet, mag hij/zij blijven staan. Als de leerling het antwoord niet weet, gaat hij/zij zitten. Welke leerling blijft het langst staan?
Tijd: ___ minuten.​

Slide 4 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: quizvragen over de woorden uit de woordenlijst beantwoorden
Doelen​ 1) Je kunt het woord noemen als je de betekenis, het synoniem, de tegenstelling of de zin hoort.​
2) Je kunt de categorie, een voorbeeld, een associatie (waar denk je 
     aan?) noemen als je het woord hoort.​​
3) Je kunt vragen (wie, wat, waar enz.) beantwoorden over het woord.
4) Je kunt het meervoud, de trappen van vergelijking, de vervoeging​
     van het werkwoord of de combinatie noemen als je het woord hoort.​
5) Je kunt het woord spellen als je het woord hoort.​
6) Je kunt de betekenis noemen of een zin maken als je het woord hoort.​

Slide 5 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: woordenschat, luisteren en spreken
Doelen 1)Je kunt globaal luisteren en vragen beantwoorden. 2) Je kunt intensief luisteren en vragen beantwoorden.
3) Je kunt tijdens het luisteren ontbrekende woorden invullen
4) Je kunt de tekst hardop voorlezen met de goede intonatie.

Slide 6 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: woordenschat en luisteren
Doel  Je kunt globaal luisteren en vragen over de luistertekst beantwoorden.​
1) Hoeveel mensen hoor je?
2) Wat is de het beroep van de vrouw?
3) Wat is het onderwerp?

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel mensen hoor je?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het beroep van de vrouw?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het onderwerp?

Slide 10 - Open vraag

Disk 3 Bellen en mailen: woordenschat en luisteren
Doel  Je kunt globaal luisteren en vragen beantwoorden.​
1) Hoeveel mensen hoor je? 2 mensen
2) Wat is de rol van de vrouw? tandartsassistente
2) Wat is het onderwerp? een afspraak verzetten

Slide 11 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: woordenschat en luisteren
Doel  Je kunt intensief luisteren en vragen beantwoorden.​
1) Waarom belt het meisje de tandartsassistente?
2) Waarom kan het meisje niet op vrijdag 11.00 uur?
3) Wanneer is de nieuwe afspraak?

Slide 12 - Tekstslide

Waarom belt het meisje de tandartsassistente?

Slide 13 - Open vraag

Waarom kan het meisje niet op vrijdag om 11.00 uur?

Slide 14 - Open vraag

Wanneer is de nieuwe afspraak?

Slide 15 - Open vraag

Disk 3 Bellen en mailen: woordenschat en luisteren
Doel  Je kunt intensief luisteren en vragen beantwoorden.​
1) Waarom belt het meisje de tandartsassistente?
    Ze wil haar afspraak verzetten.
2) Waarom kan het meisje niet op vrijdag 11.00 uur?
    Dan is ze op school.
3) Wanneer is de nieuwe afspraak?
    Vrijdag 26 september om 16.00 uur

Slide 16 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: woordenschat, luisteren en spreken
Doelen 1)Je kunt globaal luisteren en vragen beantwoorden. 2) Je kunt intensief luisteren en vragen beantwoorden.
3) Je kunt tijdens het luisteren ontbrekende woorden invullen
4) Je kunt de tekst hardop voorlezen met de goede intonatie.

Slide 17 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: woordenschat, luisteren en spreken
Werkwijze
1)  Luister naar de tekst.
     Je kunt de tekst twee keer beluisteren.
2)  Vul de ontbrekende woorden in tijdens het luisteren.​
3)  Controleer de ingevulde woorden.
     De goede woorden staan op de achterkant. 

Slide 18 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: woordenschat, luisteren en spreken
Doelen
1) Je kunt globaal luisteren en vragen beantwoorden. 
2) Je kunt intensief luisteren en vragen beantwoorden.
3) Je kunt tijdens het luisteren ontbrekende woorden invullen
4) Je kunt de tekst hardop voorlezen met de goede intonatie.

Slide 19 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: woordenschat, luisteren en spreken
Werkwijze
1)  Lees de tekst van het meisje of de tandartsassistente
     hardop voor met de goede intonatie.
2)  Lees de tekst van de andere persoon hardop voor.
3)  Oefen tot de docent zegt dat je mag stoppen.   

Slide 20 - Tekstslide

Ik kan globaal luisteren en vragen beantwoorden.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 21 - Quizvraag

Ik kan intensief luisteren en vragen beantwoorden.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 22 - Quizvraag

Ik kan de ontbrekende woorden invullen tijdens het luisteren.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 23 - Quizvraag

Ik kan de tekst hardop lezen met de goede intonatie.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 24 - Quizvraag

Disk 3 Bellen en mailen: elkaar woorden uit de woordenlijst overhoren
Doelen​  1) Je kunt het woord noemen als je de betekenis, het synoniem,
     de tegenstelling of de zin hoort.​
2) Je kunt de categorie, een voorbeeld, een associatie (waar denk je 
     aan?) noemen als je het woord hoort.​​
3) Je kunt het meervoud, de trappen van vergelijking, de vervoeging​
     van het werkwoord of de combinatie noemen als je het woord hoort.​
4) Je kunt het woord spellen als je het woord hoort.​
5) Je kunt de betekenis noemen of een zin maken als je het woord hoort.​
Wie: tweetallen. Nodig: 1 woordenlijst. Hulp: geen. Tijd: __ minuten.

Slide 25 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: woordenschat en lezen
Doelen 1) Je kunt ontbrekende woorden invullen in de tekst.​
2) Je kunt vragen over __________________ beantwoorden.​
Werkwijze  Hulp bij 1, 2 en 3: docent loopt rondes.
1) Wat: woorden invullen. Wie: individueel. Tijd: __ minuten.
2) Wat: vergelijken. Wie: tweetallen / viertallen. Tijd: __ min.
3) Wat: woorden controleren. Wie: individueel. Tijd: __ min.
4) Wat: vragen beantwoorden. Wie: individueel. Tijd: __ min.

Slide 26 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: woordenschat en lezen
Doelen 1) Je kunt ontbrekende woorden invullen in de tekst.​
2) Je kunt vragen over __________________ beantwoorden.​
Werkwijze  Hulp bij 1, 2 en 3: docent loopt rondes.
1) Wat: woorden invullen. Wie: tweetallen. Tijd: __ minuten.
Let op! Je mag om de beurt lezen en een woord zeggen.
2) Wat: vergelijken. Wie: viertallen. Tijd: __ min.
3) Wat: vragen beantwoorden. Wie: individueel. Tijd: __ min.

Slide 27 - Tekstslide

Ik kan de ontbrekende woorden invullen.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 28 - Quizvraag

Ik kan vragen over de tekst beantwoorden.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 29 - Quizvraag

Disk 3 Bellen en mailen: vragen stellen en antwoord geven
Doel: Je kunt vragen stellen en goede antwoorden geven.
Werkwijze Luister naar de uitleg van de docent.
Ronde 1 Leerling 1 leest de vragen. Leerling 2 leest de antwoorden.
Ronde 2 Wisselen.
Ronde 3 Leerling 1 leest de vragen. Leerling 2 geeft de antwoorden.
Leerling 2 gebruikt geen werkblad.
Ronde 4 Wisselen.
Ronde 5 De docent stelt vragen. De leerlingen geven antwoorden.
Hulp? De docent loopt rondes. Tijd? __ minuten. Klaar? ________

Slide 30 - Tekstslide

Ik kan goede antwoorden geven.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 31 - Quizvraag

Disk 3 Bellen en mailen: een mail schrijven (1)
Doel: Je kunt een tekst over je favoriete gerecht schrijven.
Let op! Controleer de opdrachten waar een O voor staat.

Opdracht 1 
Zoek een foto van je favoriete gerecht op Google afbeeldingen.
Of maak zelf een foto van je favoriete gerecht.
Stuur een mail met de foto naar _____________________
O Het onderwerp van de mail is: Foto van mijn favoriete gerecht.

Slide 32 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: een mail schrijven.
Opdracht 2 
Schrijf een mail en lever die in bij de docent.
Let op! Controleer de opdrachten waar een O voor staat.
O De tekst heeft minimaal 60 woorden en maximaal 100 woorden.
O Tel de woorden. Schrijf het aantal woorden onder de tekst.
O De meeste zinnen hebben maximaal 10 woorden (of minder).
O Gebruik minimaal 6 woorden uit de woordenlijst(en): A1 of A2 en/of B1
O Zet een streep onder de woorden uit de woordenlijst.

Slide 33 - Tekstslide

Disk 05 Eten: een tekst over je favoriete gerecht schrijven (2b)
Geef in de tekst antwoord op de volgende vragen.
- Wat is je favoriete gerecht?
- Uit welk land komt het gerecht?
- Wat zijn de belangrijkste ingrediënten (wat zit er in het gerecht)?
  Je hoeft dus niet alle ingrediënten op te schrijven.
- Hoe vaak eet je het gerecht?
- Wie maakt het? Kun je het gerecht zelf maken?
- Wat vind je nog meer belangrijk? (Deze vraag hoef je niet te
  beantwoorden).


Slide 34 - Tekstslide

Hoe vond je de schrijfopdracht?
A
makkelijk
B
niet makkelijk, niet moeilijk
C
moeilijk

Slide 35 - Quizvraag

Hoe vond je de schrijfopdracht?
A
leuk
B
niet leuk

Slide 36 - Quizvraag

Disk Bellen en mailen: een mail verbeteren
Doel: Je kunt de tekst over je favoriete gerecht verbeteren.
Opdracht 3 
Verbeter de tekst. Je docent vertelt je hoe je je tekst kunt verbeteren.
Typ de verbeterde tekst in je schoolmail.


Opdracht 4
Mail de tekst naar __________.
O Het onderwerp van de mail is: Tekst over mijn favoriete gerecht.

Slide 37 - Tekstslide

Hoe vond je het om de mail te verbeteren?
A
makkelijk
B
niet makkelijk, niet moeilijk
C
moeilijk

Slide 38 - Quizvraag

Hoe vond je het om de mail te verbeteren?
A
leuk
B
niet leuk

Slide 39 - Quizvraag

Disk 3 Bellen en mailen: een afspraak verzetten.
Doel  Je kunt een afspraak verzetten.
Opdracht 1  
Opdracht 2  

Slide 40 - Tekstslide

Hoe vond je de spreekopdracht?
A
makkelijk
B
niet makkelijk, niet moeilijk
C
moeilijk

Slide 41 - Quizvraag

Hoe vond je de spreekopdracht?
A
heel spannend
B
een beetje spannend
C
niet spannend

Slide 42 - Quizvraag

Hoe vond je de spreekopdracht?
A
leuk
B
niet leuk

Slide 43 - Quizvraag

Disk 3 Bellen en mailen: quiz: woorden uit de woordenlijst uitbeelden of raden
Doelen​
1) Je kunt in tweetallen woorden uit de woordenlijst uitbeelden, ​zonder vooraf te overleggen, te praten, te schrijven en spullen te gebruiken.​
Je mag wel personen of dingen aanwijzen.​
2) Je kunt met de klasgenoten in je groepje bespreken welk woord wordt​
uitgebeeld en het woord correct opschrijven op het wisbordje.​

Slide 44 - Tekstslide

Disk 3 Bellen en mailen: quiz: woorden uit de woordenlijst uitbeelden of raden
Werkwijze
1) Wat: woorden uitbeelden. Wie: twee uitbeelders. Hoe: de uitbeelders pakken​ een kaartje met een woord en beelden het uit zonder vooraf te overleggen, te praten, te schrijven en spullen te gebruiken.​
Je mag wel personen of dingen aanwijzen.​
2) Wat: woorden raden. Wie: drietallen of viertallen (een voorzitter, een schrijver en een sfeerbewaker).
Hoe: de leerlingen bespreken het uitgebeelde woord en schrijven het op.​
Voor elk goed en correct gespeld woord krijgt een groepje één punt. Nodig: wisbord, stift, spons.​

Slide 45 - Tekstslide

Ik kan woorden uit de woordenlijst uitbeelden.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 46 - Quizvraag

Ik vind het leuk om woorden uit de woordenlijst uit te beelden.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 47 - Quizvraag

Ik wil graag de volgende keer woorden uit de woordenlijst uitbeelden.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 48 - Quizvraag

Ik kan de uitgebeelde woorden herkennen.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 49 - Quizvraag

Ik vind het leuk om de uitgebeelde woorden te herkennen.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 50 - Quizvraag