3.4 Present Simple

Welcome!
Unit 3 lesson 4:
reading
+
present simple
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Welcome!
Unit 3 lesson 4:
reading
+
present simple

Slide 1 - Tekstslide

Welcome!
Unit 3 lesson 4
BK1 opdr 1 t/m 4

Slide 2 - Tekstslide

KT1 opdr 1

Slide 3 - Tekstslide

Animals

Slide 4 - Woordweb

BK1 opdr 5+6
KT1 opdr 8

Slide 5 - Tekstslide

KT1 opdr 2 t/m 4

Slide 6 - Tekstslide


Present Simple

Slide 7 - Tekstslide

Doelen
Aan het einde van de les kan je:
  • Vertellen wat de present simple is (bevestigende zinnen)
  • Signaalwoorden herkennen van de present simple
  • De vorm toepassen in zinnen

Slide 8 - Tekstslide

De 'present simple' is in het Nederlands de ...
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd
C
toekomende tijd

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer gebruik je het?
Als iets altijd, regelmatig of nooit gebeurt gebruik je in het Engels de present simple.

Ik werk op school (altijd)
Ik sport doordeweeks (vaak)
Ik eet geen vis (nooit)

Slide 11 - Tekstslide

Vorm
Bij I, you, we en they gebruik je het hele werkwoord.

I live in New-York city.
They eat fish every weekend

Onderwerp + ww

Slide 12 - Tekstslide

(sh*t-regel)
Bij she, he en it zet je een -s achter het werkwoord.

He lives in New-York city.
She drinks milk every morning.

Onderwerp + ww + s

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 19 - Quizvraag

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 20 - Quizvraag

Present simple
He ..... (to call)
A
call
B
calls

Slide 21 - Quizvraag

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 22 - Quizvraag

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears

Slide 23 - Quizvraag

Persoonlijke voornaamwoorden
Soms begint een zin niet met een persoonlijk voornaamwoord als onderwerp. Dan moet je omdenken.

My dog never drinks from the river. (My dog = it)
Our parents often walk in the park. (Our parents = they)

Slide 24 - Tekstslide

He
She
They
We
Richard
Lisa
Dirk and I
Dirk and Lisa
Mr. Verhoeven
The dog and cat
Mrs. van der Boom
Mrs. van der Boom and I

Slide 25 - Sleepvraag

Uitzondering
Wanneer werkwoorden eindigen op een 'y', veranderen ze iets meer dan gewone werkwoorden bij he/she/it. Je vervangt dan eerst de -y door - ie en dan zet je de -s erachter.

Sometimes I worry about my dog.
She never worries about her dog.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

We ... (to cry) every Sunday.
A
cry
B
cries

Slide 28 - Quizvraag

James never ... (to carry) his own bag to school
A
carry
B
carries

Slide 29 - Quizvraag

She always ... (to fly) to Germany during holidays.
A
fly
B
flies

Slide 30 - Quizvraag

Huiswerk
Maken 3.4 t/m opdr 8
Leren 3.4 (quizlet of woordtrainer)

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link