Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
Slide 2 - Tekstslide
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen
Oftewel, wat is het doel van deze les?
In deze les leer je de woordsoort van je en het juist te gebruiken
Slide 3 - Tekstslide
vwo3-§10-Gramm.WS-woordsoort je- het
Bekijk de volgende zin:
- In Zuid-Amerika kun je beter niet gaan liften, want het is daar niet zonder gevaar.
In deze zin is je een onbepaald voornaamwoord en het een persoonlijk voornaamwoord.
Maar dat is niet altijd het geval. Beide woorden kunnen namelijk tot verschillende woordsoorten behoren.
Slide 4 - Tekstslide
vwo3-§10-Gramm.WS-woordsoort je- het
Het woord het is een bepaald lidwoord of een persoonlijk of onbepaaldvoornaamwoord:
bepaald lidwoord. In dat geval hoort het bij een zelfstandig naamwoord. Soms staan tussen lidwoord en zelfstandig naamwoord nog een of meer bijvoeglijke naamwoorden: het beest, het lelijke eendje.
persoonlijk voornaamwoord. Als het naar iets verwijst en dus een duidelijke betekenis heeft, benoem je het als persoonlijk voornaamwoord:
Slide 5 - Tekstslide
vwo3-§10-Gramm.WS-woordsoort je- het
- Dit product wordt nauwelijks verkocht. Daarom wordt het uit de schappen gehaald.
- Het is zeer waarschijnlijk dat de huizenprijzen dit jaar blijven stijgen.
onbepaald voornaamwoord. Het woord het is een onbepaald voornaamwoord als het niet verwijst en dus geen duidelijke betekenis heeft:
- Vond Marius het leuk in de Efteling? Ja, maar het was wel regenachtig.
Slide 6 - Tekstslide
vwo3-§10-Gramm.WS-woordsoort je- het
Het woord je kan een persoonlijk, bezittelijk, wederkerend of onbepaald voornaamwoord zijn.
Het persoonlijk voornaamwoordje kun je vervangen door jij of jou:
- Wil je (jij) een beschuitje met me eten?
- Die telefoon van je (jou) heeft een barst in het scherm.
Het bezittelijk voornaamwoordje geeft bezit aan. Het staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord. Soms staan tussen je en het zelfstandig naamwoord nog een of meer bijvoeglijke naamwoorden:
- Ik heb je (jouw) mailtje van gisteren nog niet kunnen beantwoorden
Slide 7 - Tekstslide
vwo3-§10-Gramm.WS-woordsoort je- het
Als wederkerend voornaamwoord hoort je bij een wederkerend werkwoord (zich schamen, zich vergissen):
- Jullie zouden je moeten schamen voor die opmerking tegen Hannah.
Het onbepaald voornaamwoordje betekent men:
- Momenteel kun je (kan men) in de supermarkt bijna geen tarwebloem meer krijgen.
Slide 8 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 9 - Link
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Slide 10 - Tekstslide
§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.
Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken.
Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!