Frans hoofdstuk 2 herhaling

revision ch 2
les gemaakt door isobel 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

revision ch 2
les gemaakt door isobel 

Slide 1 - Tekstslide

programme

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent lekker in het Frans?
A
Cher
B
Venir
C
Bon
D
donc

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent pour moi in het Frans?
A
Voor jou
B
Voor mij
C
Voor mij
D
Voor hun

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent eten in het Frans?
A
Manger
B
regarder
C
le rendez-vous
D
ouvert

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent jij kunt in het Frans?
A
cher
B
je suis
C
aussi
D
tu peux

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent het vlees in Frans?
A
la viande
B
le poisson
C
le poulet
D
le légume

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de goede vertaling van de zin: Ober, de kaart alstublieft
A
Monsieur, la carte s´il vous plait
B
Monsieur, la carte
C
Monsieur, le carte s´il vous plait
D
Monsieur, le carte sil vous plait

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de goede vertaling van de zin: Een cola en een pizza alstublieft
A
Un cola et une pizza, s´il vous plait
B
Une coca et un pizza, s´il vous plait
C
Un coca et une pizza , vous plait
D
Un coca et une pizza, s´il vous plait

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de goede vertaling van de zin: Waar zijn de wc´s?
A
Ous sont les toilettes?
B
Ou sont les toilettes?
C
Oú sont les toilettes?
D
Ou sonts les toilettes?

Slide 10 - Quizvraag

Ontkenning
uitleg en opdrachten

Slide 11 - Tekstslide

0

Slide 12 - Video

Ontken de zin: Je comprends
A
Je pas comprends ne
B
Je ne comprends pas
C
Je n´comprends pas
D
Je p´comprends ne

Slide 13 - Quizvraag

Ontken de zin: Je sais
A
Je n´sais pas
B
Je pas sais ne
C
Je ne sais pas
D
Je n´ais pas

Slide 14 - Quizvraag

ontken de zijn: Je veux de la crème glacée
A
Je n´veux pas de crème glacée
B
Je ne veux pas de crème glacée
C
Je n´eux pas de crème glacée
D
Je p´veux ne crème glacée

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Wat is de goede vervoeging in de zijn: ik eet een appel
A
Je mange une pomme
B
Je mangez une pomme
C
Je mangent une pomme
D
Je manger une pomme,,

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de goede vervoeging in de zin: zij zoeken
A
elles\ils cherchet
B
elles\ils cherches
C
elles\ils cherche
D
elles\ils cherchent

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de goede vervoeging in de zin: wij houden van
A
ils aiment
B
Vous aimez
C
Nous aimons
D
J´aime

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent il a?
A
Hij heeft
B
Zij heeft
C
Zij hebben
D
Ik heb

Slide 20 - Quizvraag

Être et avoir
Être en avoir oefenen

Slide 21 - Tekstslide

wat betekent nous avons?
A
We hadden
B
Zij heeft
C
Hij heeft
D
We hebben

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent vous avez?
A
Zij hadden
B
Jullie hadden
C
Jullie hebben
D
Jullie zijn

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent on a?
A
men heeft
B
zij heeft
C
jullie hebben
D
hij heeft

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent je suis?
A
jij bent
B
ik ben
C
zij is
D
hij is

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent vous Êtes?
A
jij bent
B
jullie zijn
C
ik ben
D
wij zijn

Slide 26 - Quizvraag

Wat betekent ils\elles sont?
A
jullie zijn
B
wij zijn
C
hun zijn
D
zij zijn

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent nous sommes?
A
wij zijn
B
jullie zijn
C
zij zijn
D
ik ben

Slide 28 - Quizvraag

Regelmatige en onregelmatige werkwoorden
Wat is het verschil?

Slide 29 - Tekstslide

regelmatige werkwoorden
regelmatige werkwoorden zijn werkwoorden die volgens de standaard manieren worden vervoegd

Slide 30 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
Onregelmatige werkwoorden zijn werkwoorden die niet volgens de regels kunnen worden vervoegd. deze moet je uit je hoofd leren.

Slide 31 - Tekstslide

Is manger een regelmatig of onregelmatig werkwoord?
A
regelmatig
B
onregelmatig

Slide 32 - Quizvraag

Is avoir een regelmatig of onregelmatig werkwoord?
A
onregelmatig
B
regelmatig

Slide 33 - Quizvraag