dinsdag 11 april

dinsdag 11 april
A1
1. Spreekoefeningen
2. Taal Compleet
3. Dictee les 4 Lees Mee
Liedje Vrijdag

A2
1. Taal Compleet
2. Woordsoorten
3. Dictee les 4
Lees mee
4. Liedje Vrijdag

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 51 min

Onderdelen in deze les

dinsdag 11 april
A1
1. Spreekoefeningen
2. Taal Compleet
3. Dictee les 4 Lees Mee
Liedje Vrijdag

A2
1. Taal Compleet
2. Woordsoorten
3. Dictee les 4
Lees mee
4. Liedje Vrijdag

Slide 1 - Tekstslide

Hebben jullie goede dagen gehad? 
Wat heb je gedaan?
Met welke 3 mensen heb je  gepraat? 
Waarover hebben jullie gepraat?

Slide 2 - Tekstslide

Praat je mee?
7.2
Welke dag is het?
Wat gaat Bing doen in het weekend?
Wat gaat de docent doen?

Slide 3 - Tekstslide

1. Ik was vandaag te laat op school. Waarom ben je wel eens te laat? Zeg ook wat je dan doet.
 
2. Ik krijg het liefst bloemen als ik jarig ben. Wat krijg jij het liefst cadeau? 

3. Ik wil graag leren schilderen. Wat wil je graag leren? Zeg ook waar je dat kunt leren.

4. Wat doe je het liefst als het mooi weer is?  

Slide 4 - Tekstslide

A2
Danya
Shahad
Sami
Masha
Nikola
Dea
Salwa

Slide 5 - Tekstslide

doodziek 

straatarm 

steenkoud

stokoud




kerngezond

steenrijk

bloedheet

piepjong

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

OEFENEN STERKE WERKWOORDEN
- Betekenis van de werkwoorden
- Vervoeging verleden tijd en voltooide tijd

Slide 10 - Tekstslide

help -hielp -geholpen
sterf- stierf- gestorven
lieg- loog- gelogen
schiet-schoot -geschoten
verlies- verloor-verloren
 
loop -liep -gelopen
buig-boog -gebogen
fluit-floot- gefloten
kies-koos- gekozen
roep -roep -geroepen
slaap -sliep -geslapen
val-viel-gevallen

Slide 11 - Tekstslide

vallen

Het water is op de grond ....
A
gevalt
B
vielen
C
gevallen
D
gevielen

Slide 12 - Quizvraag

bederven

Het brood was ..... .
A
gebedorven
B
bedorven
C
gebedierft

Slide 13 - Quizvraag

helpen

De klas ..... hun klasgenoot.
A
holp
B
hielpen
C
geholpen
D
hielp

Slide 14 - Quizvraag

sterven

De oude vrouw was gisteren ....
A
stierf
B
gestorven
C
gestierven
D
gestorfen

Slide 15 - Quizvraag

kiezen

Wij ... een boek in de bieb.
A
kiesten
B
koos
C
koosden
D
kozen

Slide 16 - Quizvraag

liegen

Ik .... over mijn leeftijd.
A
loog
B
liegde
C
logen
D
geloogde

Slide 17 - Quizvraag

schieten

De meiden .... de bal tegen de muur.
A
schietten
B
schoot
C
schoten
D
geschiette

Slide 18 - Quizvraag

verliezen

De jongen .... met armpje drukken.
A
verliesde
B
verloren
C
verloorde
D
verloor

Slide 19 - Quizvraag

lopen

Wij zijn naar de bakker .....
A
geliept
B
gelopen
C
liepen
D
geverlopen

Slide 20 - Quizvraag

roepen

De jongens ..... naar hun vriend.
A
roepte
B
riepen
C
riepten
D
geroepen

Slide 21 - Quizvraag

slapen

Zij heeft de hele nacht niet ....
A
geslapen
B
sliepen
C
geslaapen
D
gesliept

Slide 22 - Quizvraag

Een hond, die veel ......................, is heel ........................
A
baby, blaft
B
sterk, blaffen
C
blaft, irritant
D
opvoedt, inderdaad

Slide 23 - Quizvraag

Het orkest ................. heel goed in de concertzaal.
A
klinkt
B
sterk
C
zacht
D
zwaar

Slide 24 - Quizvraag

Vind jij dat leuk? Het is ..................... heel grappig!
A
aardig
B
inderdaad
C
sinds
D
lachen

Slide 25 - Quizvraag

fijn = .........................
A
laatst
B
meteen
C
de rest
D
prettig

Slide 26 - Quizvraag

Ik vind pizza ......... lekker als pasta.
A
even
B
meer
C
groter
D
zelfs

Slide 27 - Quizvraag

Ik heb een mail naar de manager gestuurd. Nu wacht ik op haar ...................
A
plezier
B
reactie
C
profiel
D
lelijk

Slide 28 - Quizvraag

De baby ....................... maar ik weet niet waarom.
A
beter
B
huilen
C
huilt
D
goed

Slide 29 - Quizvraag

We wonen in een flat maar we willen ..................... met een tuin.
A
een rijtjeshuis
B
een kerk
C
een gemakkelijk
D
een groen

Slide 30 - Quizvraag

Is ..................... een w.c. in het gebouw?
A
missen
B
er
C
meteen
D
super

Slide 31 - Quizvraag

De docent ........................ de namen van de cursisten.
A
klok
B
stelt
C
schoonmaakt
D
noteert

Slide 32 - Quizvraag

Leonard woont in Nederland ....................... 2012.
A
naar
B
sinds
C
van
D
op

Slide 33 - Quizvraag

Maak een zin:
A1: maar
A2: als

Slide 34 - Open vraag

Maak een zin:
A1: mooi weer A2 als

Slide 35 - Open vraag

Maak een zin
A1 verdieping A2: want,

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Tekstslide

het project=
een groot plan
de toekomst =
de tijd die komt

Slide 38 - Tekstslide

het statiegeld
speciaal = bijzonder
niet gewoon

Slide 39 - Tekstslide

de fabriek
de nek van de fles

Slide 40 - Tekstslide

bouwen
het gebouw - de bouwers
een fles met water vullen


Slide 41 - Tekstslide

het cement
de constructie = het bouwwerk

Slide 42 - Tekstslide

het voordeel 
het nadeel
het bouwmateriaal 

Slide 43 - Tekstslide

de aardbeving 
flexibel = 
het kan bewegen

Slide 44 - Tekstslide

koel = niet warm 
de afvalberg

Slide 45 - Tekstslide

daarnaast = ook
twee vliegen in één klap

Slide 46 - Tekstslide

makkelijk te buigen
A
constant
B
makkelijk
C
flexibel
D
overvloed

Slide 47 - Quizvraag

een moeilijk woord voor bouwwerk =
A
conditie
B
de consument
C
de configuratie
D
de constructie

Slide 48 - Quizvraag

Wat betekent:
de toekomst
A
de tijd van nu
B
de tijd van vroeger
C
de tijd
D
de tijd die nog moet komen

Slide 49 - Quizvraag

Wat is toekomst?

2 goede antwoorden!
A
Volgend jaar
B
Nu
C
Eergisteren
D
Morgen

Slide 50 - Quizvraag

Wat is dit?
A
het plamuurmes
B
het zand
C
het cement
D
de bakstenen

Slide 51 - Quizvraag


Slide 52 - Open vraag