In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Present simple vs present continuous
- Unit 4 /1HV
Slide 1 - Tekstslide
Aim of the lesson
The aim of this lesson is to recognize and use the present simple in a text/sentence.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
The Present Simple
Hoe kun je de "present simple" herkennen?
In een zin weet je of het een feit of routine is door naar signaalwoorden te kijken.
Woorden als every day (alledaags), never (nooit), always (altijd), every Wednesday (elke woensdag) vertellen je dat het over een routine gaat. Het komt vaak voor.
Als er geen signaalwoorden zijn, vertelt de zin je een feit.
Slide 5 - Tekstslide
Present simple
Signaalwoorden:
always
often
ever
sometimes
every day
never
usually
every week
Slide 6 - Tekstslide
Lucy lives in London. How do you recognize the present simple in this sentence? Explain your answer.
Slide 7 - Open vraag
Translate affirmative John speelt altijd buiten
Slide 8 - Open vraag
Complete the question ... the baby ..... (to cry)?
Slide 9 - Open vraag
Complete the question. ... they ..... pizza every Saturday? (to eat)?
Slide 10 - Open vraag
PRESENT CONTINUOUS
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
PRESENT CONTINOUS
Present contiNUous: gebeurt NU
Always use this form:
1. am, is / are
2. infinitive
3. -ing
Example: They are working now
Slide 13 - Tekstslide
Present continuous
The present continuous consists of a form of be followed by the -ing form of a verb (werkwoord).