Herhaling H3

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling H3

Slide 3 - Tekstslide

Geleiden van elektrische stroom als:
- er moeten geladen deeltjes zijn EN
- deze geladen deeltjes moeten vrij kunnen bewegen

  • Moleculaire stoffen: ongeladen deeltjes, dus GEEN geleiding
  • Zouten: geladen deeltjes (ionen), maar bewegen alleen vrij in de vloeibare fase. Dus geleiding alleen in vloeibare fase.
  • Metalen: geladen deeltjes (elektronen) en bewegen altijd vrij. Dus altijd geleiding.

Slide 4 - Tekstslide

Molecuulrooster

Slide 5 - Tekstslide



Metaalrooster
Metaalrooster

Slide 6 - Tekstslide

Ionrooster
Ionrooster

Slide 7 - Tekstslide

Moleculaire stoffen

  • Verbindingen die alleen uit niet-metaal atomen bestaan.
  • Ook wel 'moleculen' genoemd.
  • Voorbeelden: H2O, C2H6O, HCN, PCl3
  • Ontstaat door vorming van atoombindingen
  • Moleculen worden bij elkaar gehouden door vanderwaalsbindingen.

Slide 8 - Tekstslide

Atoommodel niet-metaal 
Niet-metaalatomen missen
elektronen in hun buitenste
schil (valentie-elektronen) om
te voldoen aan de edelgas-
configuratie.

Slide 9 - Tekstslide

Gedeeld elektronenpaar 
Om edelgasconfiguratie te bereiken:
  • kan een niet-metaal een elektron opnemen van een metaal (=> zout)
  • of delen twee niet-metaalatomen de elektronen: een gedeeld elektronenpaar, ook wel atoombinding of covalente binding genoemd.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld: zuurstof
O heeft 6 valentie-elektronen, wil er 2 bij. 
Covalentie = 2




Molecuulformule = O2             Structuurformule = O=O
O + O
O2

Slide 11 - Tekstslide

Overmaat en ondermaat
Overmaat = het teveel aan stof wat overblijft na reactie.

Ondermaat = het tekort aan stof wat nodig is om volledig te reageren.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld: molverhouding niet 1:1
N2 + 3 H2 --> 2 NH3

Stel: je hebt 2 mol stikstof en 5 mol waterstof. 
Molverhouding 1:3.
Als 2 mol stikstof reageert, is er 2*3=6 mol waterstof nodig.
Je hebt maar 5 mol, dus stikstof is in overmaat.
Waterstof is in ondermaat.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld: molverhouding niet 1:1
N2 + 3 H2 --> 2 NH3

Stel: je hebt 2 mol stikstof en 5 mol waterstof. 
5 mol waterstof reageert volledig (ondermaat). 
Er reageert 5/3 = 1,67 mol stikstof (molverhouding).
Overmaat stikstof = 2-1,67=0,33 mol

Dit kun je uiteraard ook doen als je massa's hebt gekregen.

Slide 14 - Tekstslide

Maken opdrachten
H3.6 opdracht 1, 2 en 4
+ Opdrachtenblad

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link