H3. Naar een parlementaire democratie


H3. Naar een parlementaire democratie, 1848-1914.














In hoeverre hebben de grondwet van 1848 en partijvorming in de tweede helft van de negentiende eeuw bijgedragen aan de totstandkoming van een parlementaire democratie?








In hoeverre hebben de grondwet van 1848 en partijvorming in de tweede helft van de negentiende eeuw bijgedragen aan de totstandkoming van een parlementaire democratie?

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


H3. Naar een parlementaire democratie, 1848-1914.














In hoeverre hebben de grondwet van 1848 en partijvorming in de tweede helft van de negentiende eeuw bijgedragen aan de totstandkoming van een parlementaire democratie?








In hoeverre hebben de grondwet van 1848 en partijvorming in de tweede helft van de negentiende eeuw bijgedragen aan de totstandkoming van een parlementaire democratie?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koning Gorilla
‘D’r was eens een koning Gorilla genaamd
Een prachtexemplaar van een koning

Hij was om zijn zuipen en vloeken befaamd
Hij had zich nog nooit om z’n ondeugd geschaamd

Terwijl hij zijn huwelijkse plichten vergat
Zocht hij in bordelen verstrooiing

Het volk heeft z’n laatste Gorilla gehad Weg met zo’n pracht van een koning.’

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Over welke koning gaat dit lied?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3.1 Willem III en de parlementaire democratie 

Slide 4 - Tekstslide

Koning Willem III die in 1849 zijn vader opvolgde was tegen de constitutionele monarchie en zou er twintig jaar strijd tegen voeren. Het eerste grote conflict was een geloofskwestie. Toen de paus in 1853 besloot om Nederland als kerkprovincie te met een aartsbisdom en bisdommen, zorgde dat voor protesten van de kant van de protestanten (Aprilbeweging).
De koning liet merken het met de protestanten eens te zijn. Dat had hij nooit mogen doen, want hiervoor waren ministers verantwoordelijk en in ruil daarvoor had de koning onschendbaarheid gekregen. De ministers waren verantwoordelijk. De ministers dienden hun ontslag in.

3.2 Het parlementaire stelsel zegeviert

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.3 De eerste politieke partijen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

>1870: nieuwe politieke stromingen
Begrip: emancipatie
Groepen emanciperen = achterstanden opheffen en gelijke rechten creeëren voor bevolkingsgroepen die nog niet meetellen. 
Begrip: confessionalisme
Confessionalisme = politieke stroming die uitgaat van een godsgeloof. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Schoolstrijd
Liberalen v.s. confessionelen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaat de schoolstrijd over?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op de vorige slide zag je drie bronnen waaruit de politieke voorkeur van de tekenaars blijkt. Geef bij iedere bron antwoord op de volgende drie vragen:
1. Welke politieke kwestie staat centraal in de bron?
2. Wat is het standpunt/ de boodschap van de maker?
3. Bij welke politieke stroming hoort de bron?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

3.4 De confessionelen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.4 De confessionelen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.5 De socialisten

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

3.6 De liberalen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland krijgt in 1848 een parlementair stelsel, maar is nog geen parlementaire democratie.  
Begrip: democratie
Democratie = land waarin het volk de regeerders kiest
Begrip: liberalisme
Het liberalisme = een politieke stroming die de vrijheid van de burgers het belangrijkst vindt. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.7 Aletta Jacobs en vrouwenrechten

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies