Herhaling 2.1 en 2.2

Herhaling 2.1 en 2.2
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 2.1 en 2.2

Slide 1 - Tekstslide

De industriële samenleving ontstond door:
A
dat mensen steeds meer in de landbouw gingen werken en op het land woonden
B
dat mensen steeds meer aan nijverheid gingen doen
C
dat mensen steeds meer in fabrieken gingen werken en in steden woonden

Slide 2 - Quizvraag

In een industriële samenleving:
A
Woont meer dan de helft van mensen in een dorp
B
Werken meer dan de helft van de mensen als boer
C
Woont meer dan de helft van mensen in een stad
D
Werken meer dan de helft van de mensen als fabrieksarbeider

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een staatshoofd?
A
Koning
B
Minister-President
C
De hoogste bestuurder van een staat
D
Minister

Slide 4 - Quizvraag

Socialisme en liberalisme
Socialisme
Liberalisme
Kleine rol van de overheid in het leven van de burgers.
Grote rol van de overheid in het leven van de burgers, o.a. financieren van voorzieningen.

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is de sociale kwestie?
A
Het probleem dat arbeiders niet mochten stemmen.
B
Het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders.
C
Het probleem dat er kinderen moesten werken.
D
Het probleem dat mensen niet sociaal deden tegen elkaar.

Slide 6 - Quizvraag

Welke stroming is gebaseerd op het geloof?
A
communisme
B
confessionalisme
C
conservatisme
D
anarchisme

Slide 7 - Quizvraag

Welke politieke stroming vindt dat de overheid zich zo min mogelijk moet ingrijpen en haar burgers zo veel mogelijk vrijheid moet geven?
A
Socialisme
B
Liberalisme
C
Conservatisme
D
Communisme

Slide 8 - Quizvraag

Onze huidige grondwet is gebaseerd op de grondwet van
A
1815
B
1848
C
1919
D
1983

Slide 9 - Quizvraag

Waarom heeft de koning zijn macht opgegeven en Thorbecke een nieuwe grondwet laten maken?

Slide 10 - Open vraag

Wat is een constitutionele monarchie?
A
Een land met een koning
B
Een land met een grondwet
C
Een land met een president en een grondwet
D
Een land met een koning en een grondwet

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het parlement?
A
de eerste en tweede kamer samen
B
het kabinet
C
de overheid
D
alle ambtenaren in Nederland

Slide 12 - Quizvraag

De grondwet uit 1848 is de tweede grondwet
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Een parlementaire democratie is:
A
een monarchie
B
een republiek
C
een land waar de minister-president het land leidt
D
land met parlement als volksvertegenwoordiging

Slide 14 - Quizvraag

Het parlement is onze volksvertegenwoordiging. Hoe wordt het parlement gekozen?
A
Door de burgemeester.
B
Door de Koning.
C
Door de burgers.
D
Door de minister-president.

Slide 15 - Quizvraag

Plato
Thorbecke

Aletta Jacobs
Hij schreef de grondwet.
Hij bedacht de democratie.
Zij streed voor vrouwenrechten.

Slide 16 - Sleepvraag

Wat was het 'kinderwetje' van Van Houten? Leg uit.

Slide 17 - Open vraag

Nederland is een parlementaire democratie.
Welk kenmerk past NIET bij een parlementaire democratie?
A
Er zijn grondrechten, zoals iedereen is gelijk.
B
De politieke macht ligt bij het parlement.
C
De regering beslist of een wet wordt aangenomen.
D
Er zijn vrije en geheime verkiezingen.

Slide 18 - Quizvraag

Einde oefenen 2.1
Maak een samenvatting van alle belangrijke begrippen en dingen die je lastig vindt van dit hoofdstuk

Slide 19 - Tekstslide

Confessionalisme
Socialisme
Feminisme
Liberalisme

Slide 20 - Sleepvraag

Welke stroming zegt dat gelijkheid tussen mensen pas kan ontstaan na een revolutie?
A
Conservatisme
B
Liberalisme
C
Socialisme
D
Communisme

Slide 21 - Quizvraag

vakbond

De vakbond komt op voor de belangen van werkgevers.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Hoort deze afbeelding bij passief of actief kiesrecht?
A
Passief
B
Actief

Slide 23 - Quizvraag

Wat is actief kiesrecht?
A
Jezelf verkiesbaar stellen
B
Zelf gaan stemmen tijdens de verkiezingen
C
Iemand voor je laten stemmen
D
Niet gaan stemmen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is passief kiesrecht?
A
Het recht verkozen te worden
B
Het recht te mogen stemmen
C
Geen gebruik maken van je kiesrecht
D
Blanco stemmen

Slide 25 - Quizvraag

In welk jaar was er algemeen kiesrecht voor vrouwen en mannen?

Slide 26 - Open vraag

Wat is algemeen kiesrecht?

A
Mogen stemmen over algemene zaken
B
Alle mannen mogen stemmen
C
Iedereen mag stemmen bij parlementsverkiezingen
D
Iedereen > 18 jaar en NL nationaliteit mogen stemmen

Slide 27 - Quizvraag

emancipatie
A
streven naar gelijke rechten
B
streven naar gelijke rechten voor mannen
C
streven naar een groot rijk
D
streven naar kiesrecht

Slide 28 - Quizvraag

Wie was Aletta Jacobs?
A
Kwam op voor algemeen kiesrecht
B
Kwam op voor de mannenrechten
C
Kwam op voor vrouwenrechten
D
Kwam op voor de rechten van klas 2D

Slide 29 - Quizvraag

Aletta Jacobs was een:
A
Socialist
B
Feminist
C
Kapitalist
D
liberalist

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de schoolstrijd?
A
wedstrijd snelschrijven tussen scholen.
B
financiële gelijkstelling openbaar en bijzonder onderwijs.
C
gelijkstelling bijzonder en speciaal onderwijs.
D
Het recht om bijzonder onderwijs te mogen geven.

Slide 31 - Quizvraag

Confessionelen wilden...
A
Geld voor speciaal onderwijs
B
Geld voor bijzonder onderwijs
C
Algemeen kiesrecht
D
Sociale wetten maken

Slide 32 - Quizvraag

Wie was voorstander van wat? Sleep...
Subsidie van de overheid voor bijzonder onderwijs
invoering algemeen kiesrecht
Liberalen
Confessionelen

Slide 33 - Sleepvraag

Wat kregen vrouwen in 1917 eerst?
A
Passief kiesrecht
B
Actief kiesrecht

Slide 34 - Quizvraag

Einde oefenen 2.2
Maak een samenvatting van alle belangrijke begrippen en dingen die je lastig vindt van dit hoofdstuk

Slide 35 - Tekstslide