Conditionals

Unit 4 - If Sentences - Conditionals

timer
3:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Unit 4 - If Sentences - Conditionals

timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesson 4 -Herhaling conditional  
Planning les: 

Unit 4 - Herhaling conditionals


Klaar? 
Leren: 4.2, 4.4 Conditional sentences 

Learning targets:

At the end of this lesson I will Iunderstand conditional sentences


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

If and When 
  • If betekent "als". Je gebruikt if als je nog niet zeker weet, of iets gaat gebeuren of om een voorwaarde aan te geven.
  • You can still catch the train if you leave right now.


  • When betekent "toen" of "wanneer". Je gebruikt when als je zeker weet dat iets gaat gebeuren
  • I'll visit you when I'm in England next month.    

Slide 4 - Tekstslide

Er zijn in het Engels verschillende soorten if-zinnen: 
type 0: als iets altijd gebeurt, een wetenschappelijk feit 
(If you heat ice, it melts.) 
type 1: 
toekomstige handelingen (If he takes the bus, it will be cheaper) 
type 2: onwaarschijnlijke situaties (If he took the bus, it would be cheaper) 

Slide 5 - Tekstslide

My parents will buy me a car (if/when) I turn eighteen.
A
if
B
when

Slide 6 - Quizvraag

(if/when) it rains tomorrow, we can't have a picnic.
A
If
B
When

Slide 7 - Quizvraag

You'll understand what I mean ___ you're older
A
if
B
when

Slide 8 - Quizvraag

check:
Wanneer gebruik je 'when'?
A
als je niet zeker weet of iets gaat gebeuren
B
om iets te eisen
C
om een voorwaarde te stellen
D
als je zeker weet dat iets gaat gebeuren

Slide 9 - Quizvraag

Check:
Wanneer gebruik je 'if'?
A
als je niet zeker weet of iets gaat gebeuren
B
om een voorwaarde aan te geven
C
als je zeker weet dat iets gaat gebeuren
D
om iets te eisen

Slide 10 - Quizvraag

Conditionals (als...dan)
Zero conditional:               Hoe: present simple - present simple
Wanneer: feit, wetenschappelijk bewezen, uitkomst staat vast
If you stand in the rain, you get wet.                           If you cut the tree, it falls down. 

First conditional:               Hoe: present simple - will/won't + hele ww
Wanneer: voorspelling, gaat waarschijnlijk gebeuren, logisch gevolg
If you marry him, you won't be happy.                        If we leave now, we will be in time 

Second conditional:         Hoe: past simple - would + hele ww
Wanneer: Hypothetisch, niet concreet, staat niet vast, "bedacht" 
If she left him, he would make her life hell.             If we won the lottery we would buy a big house       

Slide 11 - Tekstslide

  • Zero conditional
 
if sentence
result
present simple
present simple
If you add two and two,
you get four. 
General truths and habits 

Slide 12 - Tekstslide

  • First conditional
 
if sentence
result
present simple
will + infinitive
If I get sick,
I will go to the doctor.
Possible or likely things in the future 

Slide 13 - Tekstslide

  • Second conditional
 
if sentence
result
past simple
would + infinitive
If I won the lottery,
I would buy a car.
impossible things in the present, unlikely things in the future 

Slide 14 - Tekstslide

Een zero conditional gebruik je voor feiten:
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Welke van deze zinnen is een 'zero conditional'?
A
Ice melts if you heat it.
B
If water reaches a 100 degrees, it boils.
C
If it rains, the grass gets wet.
D
All the answers are correct.

Slide 16 - Quizvraag

If you had money, you ....(buy) a new car

Slide 17 - Open vraag

If he walks to school, I ....(go) with him.

Slide 18 - Open vraag

If you want to leave, I .....(go) with you.

Slide 19 - Open vraag

Zero conditional 
First conditional 
Second conditional 
Het is onwaarschijnlijk dat er aan de voorwaarde voldaan wordt.
Het is waarschijnlijk dat er aan de voorwaarde voldaan wordt.
Het is een feit.

Slide 20 - Sleepvraag

Zero conditional:

First conditional:

Second conditional:
If + present simple
If + present simple 
If + past simple 
present simple
will/won't  + hele ww
would + hele ww

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Link