Grammatica: Meewerkend voorwerp

Weekplanning
Grammatica: Meewerkend voorwerp
Woordenschat met goed gebekt
Fictie: Vrienden
Vandaag
Donderdag
Vrijdag
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Weekplanning
Grammatica: Meewerkend voorwerp
Woordenschat met goed gebekt
Fictie: Vrienden
Vandaag
Donderdag
Vrijdag

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag 
  1. Huiswerk goed gebekt behandelen
  2. Fictie opdrachten bespreken
  3. Grammatica zinsdelen: Meewerkend voorwerp
  4. Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Opdracht 5 (blz. 202-203)
  • 1 Bommel (een hond) zorgde voor Cynthia toen ze net bij mama Riet kwam wonen.
  • 2 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Ik ben het niet met mama Riet eens. Een baby die niet bij haar eigen moeder is / die wordt opgevoed door een hond, heeft het helemaal niet zo goed.
  • 3 Cynthia bedoelt met haar ‘echte moeder’ haar biologische moeder (de moeder uit wie ze geboren is). Mama Riet bedoelt met ‘echte moeder’ degene die voor haar zorgt.
  • 4 Nee, waarschijnlijk is Cynthia niet blij. Ze zegt wat mama Riet wil horen. / Ze wil graag meer informatie over haar biologische moeder, maar die krijgt ze niet van mama Riet.
  • 5 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Ze lijkt niet zo gelukkig in het kindertehuis van mama Riet. Bovendien ziet ze dat andere kinderen nog contact hebben met hun biologische ouders. Dat wil ze zelf misschien ook graag.
  • 6 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Nee, want ik vind dat ze niet erg liefdevol met Cynthia omgaat.
  • 7 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • - Ja, want mama Riet zorgt ervoor dat Cynthia te eten krijgt en een dak boven haar hoofd heeft. Dat is genoeg.
  • - Nee, ze zegt het waarschijnlijk alleen maar om zichzelf te troosten.
  • 8 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • - Ja, ik houd van waargebeurde verhalen / dat maakt het extra interessant.
  • - Nee, ik lees liever fantasie / boeken waarbij je kunt wegdromen / waargebeurde verhalen vind ik nogal heftig.


  • 1 Het fragment is in de ik-vorm geschreven. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de zin: ‘Ik krijg het warm van Rifka’s gepraat.’
  • 2 Het perspectief ligt bij Duveke. Van haar weet je wat ze denkt en voelt.
  • 3 Alle antwoorden zijn goed.
  • 4 eigen antwoord + uitleg
  • 5 Rifka Duveke: avontuurlijk bang, bazig sloom, onaardig vriendelijk, vindingrijk 
  • 6 eigen antwoord, bijvoorbeeld: - Rifka zegt tegen Duveke: ‘Gewoon je kop houden.’ - Duveke zegt: ‘Je houdt je bek hierover tegen iedereen.’ 
  • 7 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Duveke is toch vriendinnen met Rifka, omdat ze bang is voor Rifka (en voor wat Rifka zou kunnen doen als ze zegt dat ze niet meer met Rifka wil omgaan).
  • 8 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Rifka vindt Duveke waarschijnlijk bang en saai (sloom).

Opdracht 2 (blz. 212)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 5 (blz. 202-203)
  • 1 Bommel (een hond) zorgde voor Cynthia toen ze net bij mama Riet kwam wonen.
  • 2 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Ik ben het niet met mama Riet eens. Een baby die niet bij haar eigen moeder is / die wordt opgevoed door een hond, heeft het helemaal niet zo goed.
  • 3 Cynthia bedoelt met haar ‘echte moeder’ haar biologische moeder (de moeder uit wie ze geboren is). Mama Riet bedoelt met ‘echte moeder’ degene die voor haar zorgt.
  • 4 Nee, waarschijnlijk is Cynthia niet blij. Ze zegt wat mama Riet wil horen. / Ze wil graag meer informatie over haar biologische moeder, maar die krijgt ze niet van mama Riet.
  • 5 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Ze lijkt niet zo gelukkig in het kindertehuis van mama Riet. Bovendien ziet ze dat andere kinderen nog contact hebben met hun biologische ouders. Dat wil ze zelf misschien ook graag.
  • 6 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Nee, want ik vind dat ze niet erg liefdevol met Cynthia omgaat.
  • 7 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • - Ja, want mama Riet zorgt ervoor dat Cynthia te eten krijgt en een dak boven haar hoofd heeft. Dat is genoeg.
  • - Nee, ze zegt het waarschijnlijk alleen maar om zichzelf te troosten.
  • 8 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • - Ja, ik houd van waargebeurde verhalen / dat maakt het extra interessant.
  • - Nee, ik lees liever fantasie / boeken waarbij je kunt wegdromen / waargebeurde verhalen vind ik nogal heftig.


  • 1 Het fragment is in de hij/zij-vorm geschreven. Er komt geen ik-persoon in voor.
  • 2 Het perspectief ligt bij Olivier. Je weet wat hij denkt en voelt.
  • 3 Olivier en Duveke zijn bij de kerk voor de begrafenisdienst van Rifka.
  • 4 Olivier moet bijna huilen en Duveke zwijgt en niets wijst erop dat ze moet huilen.
  • 5 A Rifka heeft haar plan niet overleefd en wordt echt begraven.

Opdracht 3 (blz.206)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 5 (blz. 202-203)
  • 1 Bommel (een hond) zorgde voor Cynthia toen ze net bij mama Riet kwam wonen.
  • 2 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Ik ben het niet met mama Riet eens. Een baby die niet bij haar eigen moeder is / die wordt opgevoed door een hond, heeft het helemaal niet zo goed.
  • 3 Cynthia bedoelt met haar ‘echte moeder’ haar biologische moeder (de moeder uit wie ze geboren is). Mama Riet bedoelt met ‘echte moeder’ degene die voor haar zorgt.
  • 4 Nee, waarschijnlijk is Cynthia niet blij. Ze zegt wat mama Riet wil horen. / Ze wil graag meer informatie over haar biologische moeder, maar die krijgt ze niet van mama Riet.
  • 5 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Ze lijkt niet zo gelukkig in het kindertehuis van mama Riet. Bovendien ziet ze dat andere kinderen nog contact hebben met hun biologische ouders. Dat wil ze zelf misschien ook graag.
  • 6 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Nee, want ik vind dat ze niet erg liefdevol met Cynthia omgaat.
  • 7 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • - Ja, want mama Riet zorgt ervoor dat Cynthia te eten krijgt en een dak boven haar hoofd heeft. Dat is genoeg.
  • - Nee, ze zegt het waarschijnlijk alleen maar om zichzelf te troosten.
  • 8 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • - Ja, ik houd van waargebeurde verhalen / dat maakt het extra interessant.
  • - Nee, ik lees liever fantasie / boeken waarbij je kunt wegdromen / waargebeurde verhalen vind ik nogal heftig.


  • 1 Het perspectief ligt bij Mark. Je weet wat hij denkt en voelt.
  • 2 Het fragment is geschreven in de ik-vorm.
  • 3 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Mark koopt buskaartjes naar Spokane om de loketbediende te misleiden, want uiteindelijk loopt jij de bus voorbij en gaat hij blijkbaar niet met de bus mee. Als de loketbediende door de politie gehoord wordt, zal hij dus verkeerde informatie over Mark geven, zodat het langer duurt voor ze hem vinden.
  • 4 Als Mark gevonden wordt, kan hij de berg niet beklimmen (waarschijnlijk vinden zijn ouders en artsen hem daar te ziek voor).
  • 5 eigen antwoord
  • 6 Mark houdt er rekening mee dat hij tijdens de reis overlijdt. (Hij is immers ernstig ziek.)
  • 7 eigen antwoord + uitleg

Opdracht 4 (blz. 215-216)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 5 (blz. 202-203)
  • 1 Bommel (een hond) zorgde voor Cynthia toen ze net bij mama Riet kwam wonen.
  • 2 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Ik ben het niet met mama Riet eens. Een baby die niet bij haar eigen moeder is / die wordt opgevoed door een hond, heeft het helemaal niet zo goed.
  • 3 Cynthia bedoelt met haar ‘echte moeder’ haar biologische moeder (de moeder uit wie ze geboren is). Mama Riet bedoelt met ‘echte moeder’ degene die voor haar zorgt.
  • 4 Nee, waarschijnlijk is Cynthia niet blij. Ze zegt wat mama Riet wil horen. / Ze wil graag meer informatie over haar biologische moeder, maar die krijgt ze niet van mama Riet.
  • 5 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Ze lijkt niet zo gelukkig in het kindertehuis van mama Riet. Bovendien ziet ze dat andere kinderen nog contact hebben met hun biologische ouders. Dat wil ze zelf misschien ook graag.
  • 6 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Nee, want ik vind dat ze niet erg liefdevol met Cynthia omgaat.
  • 7 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • - Ja, want mama Riet zorgt ervoor dat Cynthia te eten krijgt en een dak boven haar hoofd heeft. Dat is genoeg.
  • - Nee, ze zegt het waarschijnlijk alleen maar om zichzelf te troosten.
  • 8 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • - Ja, ik houd van waargebeurde verhalen / dat maakt het extra interessant.
  • - Nee, ik lees liever fantasie / boeken waarbij je kunt wegdromen / waargebeurde verhalen vind ik nogal heftig.


  • 1 Bommel (een hond) zorgde voor Cynthia toen ze net bij mama Riet kwam wonen.
  • 2 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ik ben het niet met mama Riet eens. Een baby die niet bij haar eigen moeder is / die wordt opgevoed door een hond, heeft het helemaal niet zo goed. 
  • 3 Cynthia bedoelt met haar ‘echte moeder’ haar biologische moeder (de moeder uit wie ze geboren is). Mama Riet bedoelt met ‘echte moeder’ degene die voor haar zorgt.
  • 4 Nee, waarschijnlijk is Cynthia niet blij. Ze zegt wat mama Riet wil horen. / Ze wil graag meer informatie over haar biologische moeder, maar die krijgt ze niet van mama Riet.
  • 5 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ze lijkt niet zo gelukkig in het kindertehuis van mama Riet. Bovendien ziet ze dat andere kinderen nog contact hebben met hun biologische ouders. Dat wil ze zelf misschien ook graag.
  • 6 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Nee, want ik vind dat ze niet erg liefdevol met Cynthia omgaat.
  • 7 eigen antwoord, bijvoorbeeld: - Ja, want mama Riet zorgt ervoor dat Cynthia te eten krijgt en een dak boven haar hoofd heeft. Dat is genoeg. - Nee, ze zegt het waarschijnlijk alleen maar om zichzelf te troosten.
  • 8 eigen antwoord, bijvoorbeeld: - Ja, ik houd van waargebeurde verhalen / dat maakt het extra interessant. - Nee, ik lees liever fantasie / boeken waarbij je kunt wegdromen / waargebeurde verhalen vind ik nogal heftig.

Opdracht 2 (blz.204)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 5 (blz. 202-203)
  • 1 Bommel (een hond) zorgde voor Cynthia toen ze net bij mama Riet kwam wonen.
  • 2 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Ik ben het niet met mama Riet eens. Een baby die niet bij haar eigen moeder is / die wordt opgevoed door een hond, heeft het helemaal niet zo goed.
  • 3 Cynthia bedoelt met haar ‘echte moeder’ haar biologische moeder (de moeder uit wie ze geboren is). Mama Riet bedoelt met ‘echte moeder’ degene die voor haar zorgt.
  • 4 Nee, waarschijnlijk is Cynthia niet blij. Ze zegt wat mama Riet wil horen. / Ze wil graag meer informatie over haar biologische moeder, maar die krijgt ze niet van mama Riet.
  • 5 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Ze lijkt niet zo gelukkig in het kindertehuis van mama Riet. Bovendien ziet ze dat andere kinderen nog contact hebben met hun biologische ouders. Dat wil ze zelf misschien ook graag.
  • 6 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Nee, want ik vind dat ze niet erg liefdevol met Cynthia omgaat.
  • 7 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • - Ja, want mama Riet zorgt ervoor dat Cynthia te eten krijgt en een dak boven haar hoofd heeft. Dat is genoeg.
  • - Nee, ze zegt het waarschijnlijk alleen maar om zichzelf te troosten.
  • 8 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • - Ja, ik houd van waargebeurde verhalen / dat maakt het extra interessant.
  • - Nee, ik lees liever fantasie / boeken waarbij je kunt wegdromen / waargebeurde verhalen vind ik nogal heftig.


  • 1 eigen antwoord
  • 2 eigen antwoord, bijvoorbeeld: - Ja, want het was traumatisch voor de meisjes geweest als ze op hun vijfde opeens andere ouders hadden gekregen (maar misschien hadden ze elkaar wel kunnen opzoeken in de tussentijd).- Nee, zoiets belangrijks als wie je echte ouders zijn, mag je niet verzwijgen.
  • 3 Pum is het niet met Yannick eens. Ze voelt zich verraden door haar ouders. Ze vindt haar ouders leugenaars en voelt zich heel alleen.
  • 4 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ja, waarschijnlijk wel. Opvoeding bepaalt voor een deel ook hoe je je gedraagt. Niet alle eigenschappen van een mens zijn aangeboren.
  • 5 eigen antwoord + uitleg
  • 6 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Het kapsel van Pum piekt alle kanten op en is geverfd in felle kleuren. Yannick heeft steil, donker haar tot op haar schouders.
  •  7 
  • Pum: boos, hip, verdrietig, prater
  • Yannick: creatief, onsportief, verbaasd, verlegen, zwijger
  • 8 Ja, Pum reageert expressiever dan Yannick. Ook het uiterlijk van Pum is expressiever dan dat van Yannick.
  • 9 Het perspectief ligt bij Pum én Yannick.

Opdracht 3 (blz.206)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 5 (blz. 202-203)
  • 1 Bommel (een hond) zorgde voor Cynthia toen ze net bij mama Riet kwam wonen.
  • 2 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Ik ben het niet met mama Riet eens. Een baby die niet bij haar eigen moeder is / die wordt opgevoed door een hond, heeft het helemaal niet zo goed.
  • 3 Cynthia bedoelt met haar ‘echte moeder’ haar biologische moeder (de moeder uit wie ze geboren is). Mama Riet bedoelt met ‘echte moeder’ degene die voor haar zorgt.
  • 4 Nee, waarschijnlijk is Cynthia niet blij. Ze zegt wat mama Riet wil horen. / Ze wil graag meer informatie over haar biologische moeder, maar die krijgt ze niet van mama Riet.
  • 5 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Ze lijkt niet zo gelukkig in het kindertehuis van mama Riet. Bovendien ziet ze dat andere kinderen nog contact hebben met hun biologische ouders. Dat wil ze zelf misschien ook graag.
  • 6 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Nee, want ik vind dat ze niet erg liefdevol met Cynthia omgaat.
  • 7 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • - Ja, want mama Riet zorgt ervoor dat Cynthia te eten krijgt en een dak boven haar hoofd heeft. Dat is genoeg.
  • - Nee, ze zegt het waarschijnlijk alleen maar om zichzelf te troosten.
  • 8 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • - Ja, ik houd van waargebeurde verhalen / dat maakt het extra interessant.
  • - Nee, ik lees liever fantasie / boeken waarbij je kunt wegdromen / waargebeurde verhalen vind ik nogal heftig.


  • 1 Het perspectief in dit fragment ligt bij Kos (van hem weet je wat hij denkt en voelt).
  • 2 Kos kan de problemen met de klanten niet oplossen, omdat zij hem niet serieus nemen. Kos is nog een kind.
  • 3 eigen antwoord + uitleg
  • 4 eigen antwoord, bijvoorbeeld twee van de volgende antwoorden: - opgewekt - origineel doorzettingsvermogen- rustig
  • 5 eigen antwoord, bijvoorbeeld: - Grappig, omdat één klant steeds zelf probeert in te checken zonder resultaat. - Zielig, omdat Kos’ moeder ook al is overleden.

Opdracht 4 (blz.209)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling huiswerk
Goed gebekt blz. 33 en 34
Taak 13

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Wat ga je leren?

  • Je gaat de theorie van het 'meewerkend voorwerp' opnieuw bestuderen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Je maakt de startopdracht
Je gebruikt je boek (blz. 148) en je schrijft in je schrift
Je maakt deze opdracht zelfstandig
3 minuten



Startopdracht
Je bent klaar als je de opdracht af hebt 



Neem de theorie op blz 148 alvast door


timer
3:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht (blz 148)
  • 1 een klant
  • 2 een enthousiast publiek
  • 3 de verouderde wijk
  • 4 Xavier

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het meewerkend voorwerp


Het meewerkend voorwerp is vaak de andere persoon in de zin.

Je kan voor het meewerkend voorwerp 'aan' of 'voor' zetten.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp is iets/iemand die meewerkt met het onderwerp
Vaak ontvangt het meewerkend voorwerp het lijdend voorwerp van het onderwerp.
Je kunt het meewerkend voorwerp op 2 manieren vinden.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik geef mijn tante een cadeau.
ik | geef | mijn tante | een cadeau

1. Door de vraag: aan/voor wie/wat + wg + o + lv?

2. Met de aan/voor-proef
> als het zinsdeel begint met aan of voor en je kan het weglaten
> als je aan of voor voor het zinsdeel kan zetten

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp?
De leraar deelde de slecht gemaakte toets uit aan de leerlingen.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:

De groenteboer gaf de komkommer aan zijn klant.
A
de groenteboer
B
de komkommer
C
aan zijn klant
D
zijn klant

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:

Jullie schonken het zilveren bestek aan Maria.
A
schonken
B
het zilveren bestek
C
jullie
D
aan Maria

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:

Oma schonk hem haar tuinmeubelen.
A
hem
B
oma
C
haar
D
tuinmeubelen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:

Toen hebben wij het pakket voor Willem uitgepakt.
A
hebben
B
het pakket voor Willem
C
voor Willem
D
wij

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. We hebben mijn opa een fles drank gegeven.
2. De burgemeester is vanmorgen het eerste exemplaar aangeboden.
3. Zij leent haar zus nooit iets.
4. Iedere dag worden aan de ambtenaar veel vragen gesteld.
5. Ons leek het een goed plan.
6. Opscheppen lukt onze buurman goed.
7. De leraar liet de klas de nieuwste Lijsters zien.
8. Ze hebben de bezoekers bij de opening een leuke verrassing gegeven.
9. Je opmerking lijkt me niet erg gelukkig.
10. De toets heeft Albert een onvoldoende opgeleverd.
11. Artsen zonder grenzen hebben de slachtoffers medicijnen en dekens uitgedeeld.
12. De leraar moest haar de iPod teruggeven 






























Tekst
timer
1:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • 1. We hebben mijn opa een fles drank gegeven.
  • 2. De burgemeester is vanmorgen het eerste exemplaar aangeboden.
  • 3. Zij leent haar zus nooit iets.
  • 4. Iedere dag worden aan de ambtenaar veel vragen gesteld. 
  • 5. Ons leek het een goed plan. 
  • 6. Opscheppen lukt onze buurman goed. 
  • 7. De leraar liet de klas de nieuwste Lijsters zien. 
  • 8. Ze hebben de bezoekers bij de opening een leuke verrassing gegeven.
  • 9. Je opmerking lijkt me niet erg gelukkig. 
  • 10. De toets heeft Albert een onvoldoende opgeleverd. 
  • 11. Artsen zonder grenzen hebben de slachtoffers medicijnen en dekens uitgedeeld.
  •  12. De leraar moest haar de iPod teruggeven
 























Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende keer
Volgende keer
Woordenschat met goed gebekt taak 14 & 15
*

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies